Mensen vervreemden van de natuur
Reindert Kuiper boert biologisch-dynamisch
Rechte wegen doorsnijden het land. Een oude wipmolen is het enige wat herinnert aan het vele water dat hier veertig jaar geleden nog de drassige weilanden omspoelde. ‘In de tijd dat mijn vader en moeder hier werden geboren was dit vaarland’, vertelt Reindert Kuiper in zijn boerderij in Hensbroek, een kilometer of dertig boven Amsterdam. De ruilverkaveling van de jaren zestig veranderde het landschap ingrijpend: molens maalden de oude veenafgravingen droog, sloten werden volgepompt met zand, de eilanden aaneengeregen tot akkers. ‘Toen ze hier van vaarland een rijpolder maakten, werd dat gezien als een enorme vooruitgang. Als je voedsel wilt verbouwen is dit landschap ideaal. Dat geldt ook voor mij. Zonder de ruilverkaveling zou ik hier nooit een biologisch-dynamisch bedrijf kunnen runnen.’
Reindert groeide op in Dronten waar zijn vader akkerbouwer was. ‘Van huis uit heb ik niet veel op het land gewerkt, behalve misschien ‘s zomers wat bieten wieden. Verder niet eigenlijk. Bij melkbedrijven is dat anders, maar wij hadden een grootschalig akkerbouwbedrijf. In het laatste jaar op de middelbare school leerde ik iemand kennen die mijn belangstelling voor landbouw wekte. Zo kwam ik in Wageningen. Soms is het puur toeval hoe dingen lopen. Daar werd veel gediscussieerd over het rapport “Grenzen aan de groei” van de Club van Rome.’ Als de productiviteitsgroei zo ongeremd doorgaat, zijn de natuurlijke hulpbronnen snel uitgeput, was de notie. Er zou een monomane economie ontstaan, waar je met een kaarsje moest zoeken naar een stukje groen. ‘Toen verscheen er een rapport waarin veertig soorten alternatieve landbouw werden beschreven, van biologisch tot veganistisch. Dat maakte grote indruk op me. Ook mijn vrienden waren daarmee bezig, sommige gingen zelf biologisch werken.’
‘Mijn vader was een zuinige boer, die goed uitkeek wat hij deed en liever iets te weinig mest en bestrijdingsmiddelen gebruikte dan te veel. Toen hij in de polder begon had hij zes man personeel, deden paarden veel werk en hadden ze nog nauwelijks bestrijdingsmiddelen. In de tijd dat ik studeerde, werkte hij in zijn eentje op 50 hectaren land. Dat ik later biologisch-dynamisch ben gaan werken is echt iets van mezelf. Sommige middelen geven overlast voor jezelf en de bodem, dus is het veel beter als je die niet gebruikt. In 1985 vertrok de pachter van de boerderij van moederskant in Hensbroek. Het bedrijf was te klein om er een gezinsinkomen uit te halen. Ik had gestudeerd en daarom kreeg ik bij de verdeling de kleinste boerderij. Mijn broer ging verder in de Flevopolder.’ Reindert kan de boerderij combineren met een deeltijdbaan als projectmanager bij de provincie Noord-Holland. ‘Toen ik alleen verder ging, ben ik van het ene jaar op het andere biologisch-dynamisch gaan werken.’
Langs de smalle polderweg in Hensbroek hangen twee losse wagens vol witte kolen wat naar de sloot gebogen – auto’s kunnen zo net passeren. Reindert rijdt met de tractor langzaam over het veld, terwijl twee tijdelijk ingehuurde werkkrachten uit Polen de losgesneden kolen met een vork op de aangekoppelde kar tillen. Het is zwaar werk, sommige kolen wegen wel tien kilo. Morgenochtend worden de kolen bij Kramers Krautboy verwerkt tot biologisch-dynamische zuurkool. In een compacte plastic verpakking ligt het voor 79 cent in de winkel; een dubbeltje meer dan de gelijksoortige verpakkingen kool ernaast, die met bestrijdingsmiddelen en kunstmest zijn geteeld.
Hij heeft relatief veel menskracht nodig op zijn bedrijf. Omdat hij geen gif gebruikt moeten onwelkome planten er mechanisch en soms met de hand worden uitgeschoffeld of getrokken. ‘Ik huur arbeidskrachten in. Vooral in september tijdens het oogsten heb ik hulp nodig. Dan moet je enorm je best doen om in Nederland iemand te vinden. Daarom heb ik al een paar jaar Polen. Steeds dezelfde mensen. Ik regel dat al een poos van tevoren: dan stuur ik hun paspoorten op en de arbeidscontracten, zodat we een werkvergunning hebben in de oogsttijd.’ De dikke kroppen van de witte en rode kolen doen vermoeden dat het vruchtbare aarde is hier in het oude veengebied. ‘Toch moet er mest bij. Ik gebruik ruige stalmest van een geitenboerderij verderop. We hebben samen als het ware een gemengd bedrijf.’
‘Ik zie ook wel dat je tegenwoordig op een moderne, grootschalige manier moet werken. De vraag is hoe je kwalitatief goede producten kunt telen als je biologisch-dynamisch op die schaal werkt. Arbeid kun je organiseren, maar hoe beheers je ziekten en plagen? Ik duik de literatuur in, zoek uit hoe het zit. Je moet veel zelf ontdekken, dat vind ik leuk. In het begin werd ik vooral gedreven door nieuwsgierigheid. Maar als het tien keer is gelukt om te zaaien, oogsten en vermarkten, krijg je vertrouwen dat het de elfde keer ook goed zal gaan. Tegenwoordig vind ik de ideologische kant spannender. Voedsel speelt een belangrijke rol in het leven van iedereen. Ik geloof dat het om méér gaat dan het toedienen van koolhydraten, eiwitten en vetten; het brengt je in contact met de aarde. Je hebt het ook over geestelijke zaken, over ontwikkeling en gezondheid.’
Een biologische teler werkt zonder kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen; biologisch-dynamische telers gaan verder. Zij volgen de levensvisie die begin twintigste eeuw is ontwikkeld door de Oostenrijkse filosoof Rudolf Steiner. Kuiper: ‘Uitgangspunt is dat er een samenhang bestaat tussen plant, dier, bodem en kosmos. Daarom gebruik ik bijvoorbeeld kiezelpreparaten om de energie en de kosmische krachten in te laten werken op de grond en gewassen. Maar het belangrijkste is – net als bij biologische telers – dat wij de kringloop gesloten willen houden. Je kunt voedsel vermengen tot een samenstelling van elementen die goed zijn voor bijvoorbeeld je hart en bloedvaten. Je kunt zelfs elementen in de fabriek toevoegen. Naar mijn idee gaat het niet alléén om een bepaald stofje, het gaat er ook om het geestelijke te verbinden met het stoffelijke. Mensen zijn tegenwoordig helemaal vervreemd van natuur en primaire producten. Voedsel heeft een heel andere betekenis gekregen. De beleving is anders, het is eerder een vorm van genot dan dat het over voeding gaat.’
In de Europese ranglijst van biologische boeren hobbelt Nederland in de achterhoede mee. In Oostenrijk is bijna 12 procent van de landbouwgrond in gebruik bij biologische boeren, Italië doet het behoorlijk goed, Denemarken en Finland zijn goede middenmoters, terwijl Duitsland en het Verenigd Koninkrijk met ruim 4 procent nog altijd bijna twee keer zo hoog zitten als Nederland. Vooral sinds 1995 groeit het aantal boeren dat omschakelt naar biologische teelt in de zuidelijke lidstaten snel. Kuiper: ‘We hebben in Nederland de omstandigheden zo goed mogelijk gemaakt voor de landbouw, onder meer met de landinrichting. Door intensief bodemgebruik – natuurlijk ook omdat grond zo duur is – heb je hoge input nodig van bestrijdingsmiddelen en kunstmest om aan genoeg productie te komen. In de veehouderij geldt hetzelfde. Zo zijn we afgestapt van een natuurlijkere vorm van landbouw. Misschien heeft het met de grote bevolkingsdichtheid te maken dat we zo weinig binding hebben met waar ons voedsel vandaan komt. Omdat we de meest geïndustrialiseerde landbouw van Europa hebben, is het een grote stap voor je kunt overschakelen naar biologische landbouw. Dan moet er veel gebeuren. In landen om ons heen beleven mensen hun gezondheid en het landschap anders. Daar zie je een sterkere waardering voor het streekeigen product, en dat is denk ik van doorslaggevend belang voor de ontwikkeling van de sector. Groei begint op je thuismarkt. Een Duitser wil het liefst een Duits product. Zolang ze in Engeland een tekort hebben, mogen de biologische producten ingevoerd worden vanuit Nederland, maar zodra hun eigen capaciteit op orde is, valt onze afzet daar weg. In Nederland wordt de biologische sector absoluut niet gedragen door vraag vanuit de markt. Dat maakt onze positie zwak.’ Biologische producten zijn in Nederland fors duurder dan gangbare producten. ‘Je kunt proberen om biologische producten goedkoper te maken, zoals nu in een proef van het ministerie gebeurt, maar eigenlijk zou je het moeten omdraaien. Alle kosten die de gangbare landbouw veroorzaakt, zou je in de prijs moeten verdisconteren. Dus het dure filter om je water schoon te maken, de maatschappelijke kosten door het gebruik van antibiotica en het feit dat je natuurgebieden moet aankopen om te compenseren voor de intensieve landbouw. Als je al die kosten doorberekent heeft de consument een eerlijker keuze.’
Kuiper is een van de bijna 1.500 Nederlandse landbouwbedrijven die kiest voor biologische productie. Samen bewerken de biologische bedrijven ongeveer 2 procent van het totale areaal aan grond dat wordt gebruikt voor voedsel. In Europa wordt stevig ingezet op verduurzaming van de landbouw. De invulling van het Europese beleid is van land tot land sterk verschillend. In Duitsland en Engeland wordt veel aandacht besteed aan extensivering van de landbouw, in Denemarken op schone productie, terwijl in Nederland het accent is blijven liggen op voedsel. Dat wordt gecombineerd met gericht beleid om planten en diersoorten in beperkte gebieden te ondersteunen. Voor de biologische landbouw trekt de Europese Unie twee miljard euro per jaar uit. Nederland put nauwelijks uit die bron. Met onze 13 miljoen euro uit die pot worden vooral bedrijven geholpen die willen omschakelen. Ook via het Europese plattelandsbeleid gaat er geld naar de biologische landbouw. Kuiper: ‘In andere landen wordt een hogere prioriteit gegeven aan biologisch boeren binnen dat plattelandsbeleid.’ Ondanks die teleurstellende bedragen voor biologische landbouw ademen de beleidsnota’s van het Nederlandse ministerie dat duurzaamheid prioriteit nummer één is. Reindert kent deze nota’s: ‘Ze hebben van “duurzame landbouw” een heel technisch begrip gemaakt. Iets dat past in de hoofden van ambtenaren. Je mag niet meer dan zoveel kilo bestrijdingsmiddelen gebruiken, en de uitspoeling van mest mag niet meer dan zoveel procent bedragen. Bij biologische teelt hoef je zulke waarden helemaal niet te definiëren, want je gebruikt gewoon helemaal geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Wij werken automatisch extensief omdat we een holistische kijk hebben. Wij werken samen met de natuur en gaan respectvol met de omgeving om. Daarvan krijg je smaakvolle en gezonde producten. Dan heb je het dus echt niet over zoveel procent uitspoeling of een paar meter akkerrand voor de vogels.’