Helpt koffie tegen de effecten van alcohol?
Een alledaagse opvatting is dat de stimulerende werking van een sterke bak koffie in staat is de sederende effecten van alcohol te neutraliseren. De gebruikelijke gang van zaken bij verjaardagen, feestjes en vergaderingen is dat eerst koffie wordt geschonken alvorens over te gaan op alcoholische versnaperingen. Omgekeerd, na een feestje met alcohol is het niet ongebruikelijk dat koffie wordt geschonken met het idee dat het alcohol afbreekt (wat geenszins het geval is) opdat men enigszins nuchter naar huis kan rijden (wat dubieus is).
In hoeverre cafeïne de werking van alcohol daadwerkelijk tegengaat, wordt hieronder besproken aan de hand van een overzicht van tot op heden gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar het moment van cafeïne-inname: voorafgaand, tijdens of na afloop van alcoholconsumptie. Dit onderscheid is van belang omdat zowel cafeïne als alcohol enige tijd nodig heeft om in te werken op het zenuwstelsel en de werking van beide na enige tijd weer afneemt.
Cafeïne blokkeert in het centraal zenuwstelsel de adenosinereceptoren. Deze receptoren, die zich in de wand van zenuwcellen bevinden, hebben een remmende werking op de verwerking van informatie. Blokkering van deze remming geeft dus stimulatie. Het klopt derhalve dat cafeïne het cognitief functioneren bevordert (Snel e.a., 2004; Tieges e.a., 2006) en vermoeidheid doet afnemen (Lorist en Snel, 2007). Alcohol daarentegen werkt ontspannend door een vertraagde instroom van natrium in de zenuwcellen, een vergrote activiteit van remmende GABA-receptoren en blokkering van activerende glutamaatreceptoren. Hierdoor kan alcohol leiden tot verlaagde hersenactiviteit, tragere reacties, meer fouten, verminderde prestatie-monitoring en minder adequate gedragsaanpassing na fouten (Garfinkel e.a., 2006; Hernandez e.a., 2006; Ridderinkhof e.a., 2002). Cafeïne en alcohol hebben echter ook iets gemeen: ze brengen een toename van dopamine teweeg. Deze transmitter heeft een functie in het ervaren van het genot en plezier dat met de consumptie van koffie en alcoholische dranken gepaard gaat.
Ter informatie: één kop koffie bevat gemiddeld 85 mg cafeïne, met een behoorlijke spreiding door verschillen in zetmethode, koffiesoort en kopgrootte. De standaardeenheid alcohol voor één glas is ongeveer 10 gram, ongeacht of het gaat om een glas bier, een glas wijn of een glas sterke drank. Een alcoholinname van 0,4 g/kg, overeenkomend met ongeveer 2,5 glas, geeft een bloed-alcoholconcentratie (BAC) van ±0,5 promille. Dat is de grens waarboven men in Nederland (en de meeste andere landen in Europa) niet meer aan het verkeer mag deelnemen. Voor het leesgemak rekenen we hieronder alle gerapporteerde doses om naar het aantal ‘koppen koffie’ c.q. het aantal ‘glazen’ met alcohol; dit kan wijn, bier, gedestilleerd of iets anders zijn. Bij alle hieronder te bespreken onderzoeken zijn de proefpersonen gezonde jongvolwassenen die in het sociale gebruik matige gebruikers zijn van koffie en alcohol.
Cafeïne na alcohol
Verschillende experimentele onderzoeken laten zien dat cafeïne, ingenomen enige tijd na alcoholconsumptie, de verslechtering in prestatie op psychomotorische en cognitieve taken als gevolg van alcoholinname vermindert (James, 1991; White, 1999), al wordt het effect van alcohol niet volledig teniet gedaan (Liguori en Robinson, 2001). In een studie van Mackay en anderen (2002), waarin proefpersonen alcohol kregen (omgerekend 4 glazen) gevolgd door cafeïne (omgerekend 1,5 kop koffie), bleek cafeïne slechts in geringe mate de nadelige effecten van alcohol op een keuzereactietijdtaak te compenseren, terwijl cafeïne op een cijfer-symboolvervangingstaak wel een duidelijk omgekeerd effect had (wat betreft fouten en motorische snelheid). De compenserende effecten van cafeïne voor verslechterde taakuitvoering door alcohol zijn blijkbaar mede afhankelijk van het type taak.
Andere onderzoeken laten geen vermindering zien. In een studie van Nuotto en anderen (1982), waarin proefpersonen alcohol kregen (omgerekend een half of een heel glas) gevolgd door cafeïne (omgerekend 3 of 6 koppen koffie) nam onder invloed van alcohol de reactiesnelheid af en verslechterden evenwicht, oog-handcoördinatie (een bal op een bewegend platform proberen te houden), handstabiliteit en visuele scherpte en discriminatie. Geen van deze effecten werd gecompenseerd door cafeïne. Overeenkomstige resultaten werden gevonden bij hogere doses alcohol (omgerekend 5 glazen, gevolgd door 4 koppen koffie); cafeïne bleek de alcoholeffecten op stabiliteit, handvaardigheid, verbale vaardigheid en reactiesnelheid niet te compenseren (Franks e.a., 1975). In een andere studie (omgerekend 4 glazen gevolgd door 2 koppen koffie) versterkte cafeïne zelfs de negatieve effecten van alcohol op reactietijd en geheugen (Osborne en Rogers, 1983).
Naast typisch laboratoriumonderzoek is ook onderzoek gedaan in natuurlijkere omgevingen. Proefpersonen moesten routes en locaties leren na inname van hoge doses alcohol (omgerekend 8 glazen), gevolgd door cafeïne (omgerekend 4 koppen koffie), dan wel deze stoffen afzonderlijk innemen (Lowe, 1987). De volgende dag bleek dat, wanneer proefpersonen wederom in dezelfde toestand verkeerden, er in de toestand van cafeïne en alcohol en in de toestand met alleen cafeïne heel weinig vergeten was in vergelijking met de toestand van alleen alcohol of placebo. Cafeïne was blijkbaar de bepalende factor in deze studie.
De subjectieve indruk dat koffie helpt om de effecten van alcohol teniet te doen, wordt niet bevestigd door objectieve metingen van reactiesnelheid en motorische vaardigheid (Ferreira e.a., 2006) en de hoogte van de BAC. Integendeel, alleen al de verwachting dat cafeïne helpt de alcoholeffecten tegen te gaan kan aanpassingen van het gedrag veroorzaken die de alcoholeffecten juist bestendigen. Na inname van alcohol gevolgd door cafeïne (omgerekend 4 glazen en 4 koppen koffie) werd al dan niet de verwachting opgeroepen dat cafeïne de negatieve effecten van alcohol zou tegenwerken. De verslechtering in taakuitvoering door alcohol mét de verwachting dat cafeïne zou helpen was aanmerkelijk groter vergeleken met de verwachting dat cafeïne niets zou uithalen (Fillmore e.a., 2002). Wanneer men wel een neutraliserende werking van cafeïne verwacht na het drinken van alcohol, presteert men juist slechter. Koffie drinken na een typische alcoholavond kan dus averechts werken.
Samenvattend: de onderzoeken naar effecten van cafeïne op door alcohol veroorzaakte verslechtering in vaardigheden en cognitieve prestaties leveren gevarieerde resultaten op, zowel zwakke antagonistische effecten (cafeïne helpt enigszins), versterking van de effecten van alcohol (slechts één onderzoek) en geen effecten. Niettemin zijn de implicaties voor verkeer en werk duidelijk. Cafeïne is niet van praktisch nut om achteruitgang in prestaties door alcohol tegen te gaan. Cafeïne na alcohol zou zelfs een extra risico kunnen inhouden. Aangezien cafeïne de achteruitgang in bepaalde functies wel lijkt tegen te gaan, zou de illusie kunnen ontstaan dat het niveau van beïnvloeding door alcohol in zijn algemeenheid gedaald is. Een dergelijke toename van vertrouwen in de rijvaardigheid gaat niet gelijk op met een vermindering van de door alcohol verminderde motorische vaardigheid, waardoor het risico op ongevallen toeneemt. Op voorhand dient men ervan uit te gaan dat de consumptie van cafeïne bij personen die qua BAC boven het wettelijk promillage verkeren niet voldoende is om de verslechtering van het besturen van een voertuig afdoende tegen te gaan.
Cafeïne gelijktijdig met alcohol
Om de werking van alcohol tegen te gaan zou men kunnen overwegen om alcohol samen met cafeïne in te nemen. Is dit zinvol? Onderzoek waarin de combinatie van alcohol en cafeïne gelijktijdig werd genuttigd is schaars.
In één onderzoek werd na inname van alcohol en cafeïne (omgerekend 5 glazen en ruim 4 koppen koffie) herhaaldelijk een testbatterij afgenomen (Azcona e.a., 1995). Prestaties op visuele discriminatie, simpele reactietijd en snelheid van reflexen (hoe snel kan men de vingers laten trommelen) verschilden na gelijktijdige inname van alcohol en cafeïne niet significant van taakprestatie na een placebo. De sensatie van het aangeschoten zijn bleef echter wel bestaan. Als alcohol en cafeïne gelijktijdig werden genuttigd lijken ze elkaar dus te compenseren op taakuitvoering, maar niet wat betreft het gevoel onder invloed te zijn.
Een tegengestelde uitkomst werd verkregen met de combinatie alcohol en Red Bull (omgerekend 3 of 6 glazen en ruim 3 koppen koffie). Soortgelijke maten werden gemeten als in het bovengenoemde onderzoek van Azcona en anderen. Hoewel de subjectief ervaren symptomen van alcoholintoxicatie minder intens waren wanneer alcohol werd gecombineerd met Red Bull (ten opzichte van alcohol alleen), werd deze subjectieve vermindering geenszins teruggevonden in de objectieve meting van motorcoördinatie en visuele reactietijd (Ferreira e.a., 2006). In een andere studie (omgerekend 4 glazen en 2,5 of 4 koppen koffie) bleek dat beide cafeïnedoseringen wel de vertraging in de remreactie op een gesimuleerde penibele verkeerssituatie compenseerden, maar niet de achteruitgang op visuele discriminatie, keuzereactietijd en lichamelijke onbalans (Liguori en Robinson, 2001). Ook een onderzoek waarin gebruik werd gemaakt van een Go/NoGo-taak (een keuzereactietijd taak waarin soms de geselecteerde respons onderdrukt moest worden) vertoonde gemengde resultaten van simultaan alcohol- en cafeïnegebruik (omgerekend 0, 2 of 4 koppen koffie en 0 of 4 glazen). De hoogste cafeïnedosis werkte de vertraging in reactiesnelheid na alcohol tegen, maar koffie had geen corrigerend effect op de door alcohol opgewekte verslechtering van het inhouden van een respons (Marczinski en Fillmore, 2003). Met andere woorden, de vertraging van reactiesnelheid door alcohol kan door 4 koppen koffie (indien gelijktijdig met de alcohol ingenomen) tegengegaan worden, maar het niet kunnen onderdrukken van verkeerde reacties na alcohol wordt niet door cafeïne tegengegaan.
Bovengenoemde onderzoeken naar de neutraliserende werking van cafeïne bij gelijktijdige inname met alcohol laten dus geen consistent beeld zien.
Cafeïne vóór alcohol
Om zich tegen alcoholeffecten te wapenen zou men van te voren cafeïne kunnen innemen. Zinvol? Misschien. In een studie waarin cafeïne (omgerekend 0, 3 of 6 koppen koffie) werd ingenomen 60 minuten voorafgaand aan alcoholinname (omgerekend 0, 3 of 6 glazen) bleek de alcoholgeïnduceerde achteruitgang op een aantal taken verminderd te zijn (Rush e.a., 1989). Cafeïne compenseerde deels de door alcohol veroorzaakte achteruitgang in volgehouden aandacht en in het leren van letterreeksen. In een natuurlijkere setting kregen ervaren navigatieofficieren van de marine cafeïne (omgerekend 2 koppen koffie) en alcohol (omgerekend 3 glazen) toegediend (Marsden en Leach, 2000). In een visuele zoektaak moesten zij bepaalde letters of andere tekens opzoeken en doorstrepen in een boekje met kaarten met verschillende achtergronden. Daarnaast moesten ze op een zeekaart de kwaliteit van vaargeulen, boeien en wrakken aanvinken (kaartzoektaak) en moesten complexe navigatieproblemen opgelost worden (navigatietaak). De taakuitvoering tijdens de cafeïne/alcoholcombinatie was niet significant slechter dan tijdens een placeboconditie, hetgeen suggereert dat cafeïne en alcohol elkaar volledig compenseerden in werking.
Of cafeïne (omgerekend 1 forse kop koffie) voorafgaand aan de inname van alcohol (omgerekend 3,5 glas) van invloed is op hersenactiviteit werd onderzocht middels componenten van het elektro-encefalogram (EEG). Deze EEG-componenten reflecteerden de detectie van afwijkende prikkels (bijvoorbeeld een lage toon in een reeks van hoge tonen), de evaluatie van de betekenis van zo’n prikkel en de mate van aandacht voor zulke prikkels. Als alleen alcohol werd gebruikt dan gingen de scores voor de drie componenten achteruit. Cafeïne compenseerde uitsluitend de nadelige effecten van alcohol op de detectie van afwijkende prikkels, maar ondanks de cafeïne bleef de verslechtering in de hersenprocessen voor het evalueren en richten van de aandacht op de prikkels onverkort overeind (Hirvonen e.a., 2000). Een soortgelijk onderzoek (met omgerekend 2 koppen koffie gevolgd door 5 glazen) liet zien dat cafeïne de nadelige effecten van alcohol op reactietijd en het EEG van aandacht reduceerde (Martin en Garfield, 2006). De conclusie was dat terwijl alcohol de toewijzing van aandacht verslechtert, cafeïne de globale hersenactiviteit verhoogt en de reactiesnelheid bevordert.
Wanneer cafeïne wordt ingenomen voorafgaand aan alcoholconsumptie dan lijkt er dus een gedeeltelijke compensatie van de nadelige effecten van alcohol op te treden. Er is echter nog geen systematische conclusie te trekken over welk soort cognitieve en motorische processen wel en niet gecompenseerd worden. Tevens is nog heel weinig onderzocht in hoeverre de verwachting dat koffie alcohol neutraliseert juist tegengestelde effecten heeft, zoals werd gevonden in bovenvermeld onderzoek naar de effecten van alcohol gevolgd door koffie (Fillmore e.a., 2002).
Discussie
De verslechtering van taakuitvoering en van de onderliggende neurocognitieve processen door alcohol wordt deels gecompenseerd door cafeïne. Subjectief blijft het gevoel van intoxicatie grotendeels bestaan. De bevindingen geven geen eenduidig beeld. Factoren die bijdragen aan deze inconsistentie zijn onder meer de doseringen van beide stoffen, de duur van de aanbieding van de stoffen, de periode na inname tot aan het uitvoeren van taken en andere metingen, en het taaktype. Daarnaast zijn opname- en afbraaksnelheid van cafeïne en alcohol sterk variabel en verschillen van persoon tot persoon. Bovendien zijn ze afhankelijk van vele aspecten, zoals leeftijd, consumptiegeschiedenis en patroon van consumptie, voedselinname, geslacht, leeftijd en fysieke en mentale conditie. In de besproken onderzoeken wordt geen systematische verantwoording afgelegd waarom gekozen is voor de gebruikte doses, evenmin voor de keuze waarom uitsluitend jongvolwassenen de deelnemers zijn.
Systematisch onderzoek naar dosisafhankelijke effecten van hoeveelheden alcohol en gebruikspatronen die in typische ‘alcoholsituaties’ (feestjes, horecabezoek) gebruikelijk zijn zou uitsluitsel moeten geven over de vraag in hoeverre cafeïne in staat is de negatieve effecten van alcohol te compenseren. Dit type onderzoek ontbreekt. Wat betreft cafeïnedoseringen, een typische cafeïneconsumptie is die van 2 koppen koffie, ongeveer 150-200 mg cafeïne. Een eerste stap zou kunnen zijn deze hoeveelheid cafeïne te gebruiken in combinatie met verschillende alcoholdoseringen zowel vóór als na alcoholinname.
Concluderend moeten we vooralsnog stellen dat personen onder invloed (tot aan of over de grens van het wettelijk vastgestelde promillage) een achteruitgang in functioneren niet voldoende kunnen compenseren door cafeïne, ondanks de subjectieve indruk dat dat soms het geval is. De verwachting dat alcoholeffecten gecompenseerd kunnen worden door koffie kan zelfs het omgekeerde effect bewerkstelligen.
Noten en/of literatuur
Azcona, O., M.J. Barbanoj, J. Torrent en F. Jane, ‘Evaluation of the central effects of alcohol and caffeine interaction’, in: Br J Clin Pharmacol, 40, 4, 1995, pp. 393-400.
Ferreira, S.E., M.T. de Mello, S. Pompéia en M.L. Oliveira de Souza-Formigoni, ‘Effects of energy drink ingestion on alcohol intoxication’, in: Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 30, 4, 2006, pp. 598-605.
Fillmore, M.T., E.L. Roach en J.T. Rice, ‘Does caffeine counteract alcohol-induced impairment? The ironic effects of expectancy’, in: J Stud Alcohol, 63, 6, 2002, pp. 745-754.
Franks, H.M., H. Hagedorn, V.R. Hensley e.a., ‘The effect of caffeine on human performance, alone and in combination with ethanol’, in: Psychopharmacologia, 45, 2, 1975, pp. 177-181.
Garfinkel, S.N., Z. Dienes en T. Duka, ‘The effect of alcohol and repetition at encoding on implicit and explicit false memories’, in: Psychopharmacology, 188, 4, 2006, pp. 498-508.
Hernandez, O.H., M. Vogel-Sprott, T.C. Huchin-Ramirez en F. Ake-Estrada, ‘Acute dose of alcohol affects cognitive components of reaction time to an omitted stimulus: Differences among sensory systems’, in: Psychopharmacology, 184, 1, 2006, pp. 75-81.
Hirvonen, J., I.P. Jaaskelainen, R. Naatanen en P. Sillanaukee, ‘Adenosine a1/a2a receptors mediate suppression of mismatch negativity by ethanol in humans’, in: Neurosci Lett, 278, 1-2, 2000, pp. 57-60.
James, J.E., Caffeine and health, hoofdstuk 4, Londen, 1991, p. 81.
Liguori, A. en J.H. Robinson, ‘Caffeine antagonism of alcohol-induced driving impairment’, in: Drug Alcohol Depend, 63, 2001, pp. 123-129.
Lorist, M.M. en J. Snel, Caffeine and sleep, New Jersey, 2007.
Lowe, G., ‘Combined effects of alcohol and caffeine on human state-dependent learning’, in: Medical Science Research, 15, 1-4, 1987, pp. 25-26.
Mackay, M., B. Tiplady en A.B. Scholey, ‘Interactions between alcohol and caffeine in relation to psychomotor speed and accuracy’, in: Human Psychopharmacology, 17, 2002, pp. 151-156.
Marczinski, C.A. en M.T. Fillmore, ‘Dissociative antagonistic effects of caffeine on alcohol-induced impairment of behavioral control’, in: Experimental and Clinical Psychopharmacology, 11, 3, 2003, pp. 228-236.
Marsden, G. en J. Leach, ‘Effects of alcohol and caffeine on maritime navigational skills’, in: Ergonomics, 43, 1, 2000, pp. 17-26.
Martin, F.H. en J. Garfield, ‘Combined effects of alcohol and caffeine on the late components of the event-related potential and on reaction time’, in: Biological Psychology, 71, 1, 2006, pp. 63-73.
Nuotto, E., M.J. Mattila, T. Seppala en K. Konno, ‘Coffee and caffeine and alcohol effects on psychomotor function’, in: Clin Pharmacol Ther, 31, 1, 1982, pp. 68-76.
Osborne, D.J. en Y. Rogers, ‘Interactions of alcohol and caffeine on human reaction time’, in: Aviat Space Environ Med, 54, 6, 1983, pp. 528-534.
Ridderinkhof, K.R., Y. de Vlugt, A. Bramlage e.a., ‘Alcohol consumption impairs detection of performance errors in mediofrontal cortex’, in: Science, 298, 5601, 2002, pp. 2209-2211.
Rush, C.R., S.T. Higgins, J.R. Hughes e.a., ‘Acute behavioral and cardiac effects of alcohol and caffeine, alone and in combination, in humans’, in: Behavioural Pharmacology, 4, 6, 1989, pp. 562-572.
Snel, J., M.M. Lorist en Z. Tieges, ‘Coffee, caffeine and cognitive performance’, in: A. Nehlig (ed.), Coffee, tea, chocolate and the brain (pp. 53-73), Baco Raton, 2004.
Tieges, Z., J. Snel, A. Kok e.a., ‘Caffeine improves anticipatory processes in task switching’, in: Biol Psychol, 73, 2, 2006, pp. 101-113.
White, J.M., Behavioral efects of caffeine coadministered with nicotine, benzodiazepines and alcohol, hoofdstuk 5, Boca Raton, 1999, pp. 75-87.