Iftarmaaltijd als bindmiddel
Nog dertig minuten. Dertig minuten voordat de zon onder gaat. Dertig minuten voordat er weer gegeten mag worden. Club 11 – een club/restaurant op de elfde verdieping van het Stedelijk Museum in Amsterdam – is omgetoverd tot een kleurrijk geheel. De vloer is bezaaid met kussens in alle kleuren van de regenboog, die rondom kleine tafeltjes liggen. Uit de speakers schalt Arabische muziek. Hier wordt vanavond in het kader van het Ramadanfestival een traditionele iftarmaaltijd met zowel moslims als niet-moslims gehouden. Met deze maaltijd wordt het vasten na zonsondergang verbroken.
A., Marokkaan, is medeorganisator van het Ramadanfestival 2006. Het festival, dat dit jaar voor de tweede keer wordt gehouden, is een groot succes. A.: ‘De aanmeldingen voor de verschillende festiviteiten stromen binnen! Vorig jaar was het festival alleen in Amsterdam, dit jaar is het in heel Nederland. De bedoeling van het evenement is om niet-moslims bekend te maken met de islam. Wij proberen de islamitische cultuur transparanter te maken en hopen hiermee een steentje bij te dragen aan het dichten van de kloof tussen moslims en niet-moslims. Ook stimuleert dit festival mensen uit verschillende culturen om kennis met elkaar maken.’
We worden onderbroken door het meisje dat de avond opent en het diner inleidt. Ze vertelt dat iedereen via het nummer dat je bij binnenkomst hebt gekregen, met iemand is verbonden. Degene met hetzelfde nummer is vanaf nu je partner voor deze avond en iedereen moet op zoek naar zijn wederhelft. Niet alleen in de zaal mengen de verschillende culturen zich, ook op de tafels is er sprake van multiculti. Naast de goedgevulde schalen met traditionele gerechten staan er minstens zes flessen ketchup en kannen Karvan Cévitamlimonade.
A. is hongerig en heeft zijn bord goed volgeladen. ‘Eigenlijk valt het vasten reuze mee. Zodra de zon onder is, eet ik goed. Ook voordat ik ga slapen eet ik nog wat. Ja, van vasten word je dik,’ vertelt hij lachend. ‘Vorige week stond ik nog wel eerder op zodat ik nog kon ontbijten voordat de zon opkwam, maar daar word ik chagrijnig van. Snel eten en daarna nog even een uurtje slapen werkt niet voor mij. Vandaar dat ik ‘s avonds alles naar binnen schuif… En ja, daar word je best een beetje dik van!’ Denkt A. dat het Ramadanfestival bijdraagt aan het dichten van de beruchte kloof tussen autochtonen en allochtonen? ‘Het is zeker een stap in de goede richting. Moslims moeten zelf het initiatief nemen om het negatieve beeld dat nu bestaat te veranderen. Daarom zet ik me er zo actief voor in. Natuurlijk zitten er ook vervelende types tussen, die heb je in elke cultuur. Maar het lijkt nu net of álle moslims idiote fundamentalisten zijn.’ De media spelen volgens hem een grote rol bij deze beeldvorming. ‘Het is een soort hype om moslims in een negatief daglicht te plaatsen. Ik kan me namelijk niet herinneren dat er vóór 11 september 2001 ook zoveel negatiefs over moslims werd gepubliceerd. Ik vind het jammer dat alleen de extreme dingen in de media verschijnen. Mensen krijgen zo’n verkeerd beeld van de islam. Ik begrijp het ook wel een beetje. De zaken die worden aangehaald zijn vaak ook echt kwalijk. Denk aan de Marokkanen die voetbalden met kransen op 4 mei. Maar écht niet alle moslims zijn zo. Ik ben zelf misschien wel het beste voorbeeld, haha! Ik drink alcohol, ik rook als een schoorsteen en ik bid niet!’ Over de vraag waarom hij niet bidt, zegt hij: ‘Ik mis een stukje geschiedenis. Ik heb veel respect voor de islam en ik geloof ook zeker in Allah, maar bidden gaat me net iets te ver. Ik ben hier in Nederland opgegroeid en mijn ouders hebben me erg vrij gelaten.’
Ook al gedraagt A. zich als iedere andere Nederlander, toch wordt hij vaak anders behandeld. ‘Ik werk bij de ING en ik merkte dat goed toen ik daar net kwam werken. In het begin stelden mijn collega’s me echt van die huis-tuin-en-keuken-Marokkanenvragen. Zoals: ‘Goh, mag jij dit wel eten?’ ‘Wordt je uitgehuwelijkt?’ Dat soort vragen. Erg maar waar; je moet je als allochtoon toch eerst bewijzen, voordat je serieus genomen wordt.’ Dit merkt hij niet alleen op zijn werk, ook bij het organiseren van dit festival loopt hij dikwijls tegen problemen op. ‘Zo was ik bezig met het regelen van een locatie en had hiervoor een mevrouw aan de lijn. Ze vond het maar raar dat ik haar zaal wilde gebruiken voor een bijeenkomst waar ook moslims kwamen en zei: ‘Hoe moet ik met dat soort mensen communiceren?’ Boos wordt A. er niet van. ‘Dit stimuleert me juist om door te gaan met waar ik mee bezig ben. Er valt niet-moslims nog zoveel te leren over de islamitische cultuur.’
Vrijwel iedereen heeft wel eens van de Ramadan gehoord, maar wat het nu precies inhoudt weten eigenlijk maar heel weinig mensen. ‘Het is niet zo dat we alleen een maand niet eten; de Ramadan is een maand van tolerantie, liefdadigheid, verbroedering en bezinning. Zo wordt er bij elke moskee bijvoorbeeld geld opgehaald. Iedereen die het kan missen geeft wat extra’s. Het ingezamelde geld gaat naar goede doelen, zoals projecten in Afrika of Palestina.’ Palestina is misschien niet de eerste locatie waar Nederlanders aan denken wanneer ze aan een goed doel denken. ‘Ja, ik weet eigenlijk niet waarom ik dat doel meteen noem. Het is niet dat ik iets tegen joden of Israël heb, integendeel zelfs! De organisatie waar ik naast mijn baan voor werk, organiseert uitwisselingprojecten tussen Marokkaanse en Israëlische jongeren, erg leuk!’
Je inzetten voor de samenleving is volgens A. belangrijk. In eerste instantie natuurlijk om anderen te helpen, maar ook voor jezelf. ‘Het brengt je verder.’ Wanneer allochtonen vooraf worden afgewezen voor een sollicitatie, wijst dit volgens hem niet altijd op discriminatie. ‘Wat een onzin! Ik denk dat het ook vaak aan henzelf ligt: veel allochtonen worden afgewezen omdat ze eenvoudigweg niet vaak genoeg de moeite nemen om te studeren of zich naast hun werk in te zetten voor de maatschappij. Nevenactiviteiten zijn zó ontzettend belangrijk! Natuurlijk speelt iemands afkomst ook mee, maar dit wordt naar mijn mening steeds minder: over tien jaar zie je hier ook allochtonen aan de top.’ Hij legt dit verder uit. ‘Het is een win-winsituatie voor grote bedrijven. Zo krijgen banken bijvoorbeeld steeds meer Marokkanen en Turken als klant. Zij worden het beste geholpen door mensen die kennis hebben van hun cultuur; ik zie daarom dat steeds meer banken allochtonen aannemen. Enerzijds doen ze dat om hun klanten van dienst te zijn, anderzijds voor hun uitstraling naar de buitenwereld. Het is goed voor hun imago. Etnomarketing is business!’
Alle borden zijn inmiddels leeg. De gasten praten nog wat na. A. kijkt tevreden terug op de avond: ‘Er is nog veel werk aan de winkel, maar na vanavond zijn we weer een stapje dichterbij.’
[de naam van de geïnterviewde is bij de redactie bekend en op zijn verzoek in 2018 uit het interview verwijderd]