Interview: Een nieuw mensbeeld
Hoe denken en emoties onze politieke keuzes vormen
Het idee dat we politieke keuzes maken op basis van onderbuikgevoelens, daar kan menigeen zich wel in vinden. Maar , hoe dit precies zit, daar weten we eigenlijk bar weinig van. Om hier meer over te weten te komen heb ik Bert Bakker geïnterviewd, die onderzoek doet naar de invloed van emoties op politieke keuzes. Door zelfrapportages en fysiologische metingen te combineren, hoopt hij hier meer inzicht in te verkrijgen. In samenwerking met de Temple University in de Verenigde Staten, waar de interesse en resources liggen, wordt dit een transnationaal onderzoek wat over een periode van twee jaar zal worden uitgevoerd.
Waarom dit onderzoek?
Ik ben allereerst erg benieuwd naar de beweegredenen van Bert om dit onderzoek te starten. Bert heeft vrijwel direct zijn antwoord op deze vraag klaar en vertelt mij dat zijn drijfveren tweeledig zijn. Vanuit maatschappelijk perspectief heeft hij belangstelling voor de ideeën die bestaan over ‘de boze burger’. Deze zou aan de hand van onderbuikgevoelens meningen vormen over maatschappelijke thema’s, waaruit onverstandige politieke keuzes voortvloeien. Kloppen deze ideeën wel? Volgens Bert trekken we op dit moment nog te snel conclusies en weten we weinig over het proces van de vorming van politieke keuzes. Door het proces te doorgronden wil hij hier verandering in brengen. Dat raakt aan de tweede drijfveer, namelijk het methodologische aspect van zijn onderzoek. Er bestaan verschillende meetmethodes die kunnen worden aangewend om onderzoek te doen naar hoe emoties zich verhouden tot politieke keuzes. Vragenlijsten en interviews zijn een bekende methode in de sociale wetenschappen, maar over fysiologische processen is minder bekend, terwijl deze een belangrijke rol spelen. Het gebruiken van deze verschillende meetmethodes enthousiasmeert Bert om dit onderzoek te gaan uitvoeren.
Sociaal en fysiek ontmoeten elkaar
Wat houdt die fysiologische meetmethode dan precies in? Fysiologische metingen, dat kom je niet heel vaak tegen in een sociaal wetenschappelijk onderzoek. Bert blijkt een brede en interdisciplinaire studieachtergrond te hebben. Na zijn studie psychologie is hij gepromoveerd in de politicologie en is hij uiteindelijk gaan werken bij communicatiewetenschappen. Door zijn diverse achtergrond is het voor hem niet vreemd om methoden uit andere disciplines te halen:
“Uiteindelijk is het als wetenschapper jouw opdracht om je vraag zo goed mogelijk te beantwoorden. […] Als je wat breder door disciplines leest, kom je vaker de fysiologische kant van onderzoek tegen, wat je ook heel goed kan toepassen in je eigen veld.”
Als redactielid van een interdisciplinair tijdschrift ben ik hier uiteraard van gecharmeerd, maar ik weet ook dat dit niet de meest gebruikelijke gang van zaken is. Bert bevestigt dat er niet veel wetenschappers zijn die fysiologische metingen doen om sociaalwetenschappelijke vragen te beantwoorden. Dit onderzoek is dan ook een nieuwe uitdaging en ik vraag mij af hoe hij deze uitdaging aangaat. Want hoe liggen de verhouding dan precies tussen de fysiologische metingen en de zelfrapportages?
“In het begin dacht ik: als ik kan meten wat mensen ervaren, dan kom ik dichter bij de ‘ware’ ervaring. Dat was misschien een beetje naïef. Ik denk op dit moment dat er maar een beperkte mate van samenhang is tussen wat mensen zeggen dat ze ervaren, en wat ze fysiologisch ervaren. Dat wil niet zeggen dat het één minder waar is dan het ander, maar ik denk dat je twee verschillende systemen meet. Het ene is een wat meer cognitieve evaluatie, het ander een meer biologische evaluatie. Die twee kunnen overlappen, maar kunnen ook in zekere mate onafhankelijk van elkaar zijn.”
De uitdaging van interdisciplinair werken
Naast het feit dat dat kijken bij en ‘lenen van’ andere disciplines veel oplevert, zorgt het er ook voor dat sommige zaken juist ingewikkelder worden. Bert is erachter gekomen dat meetmethodes in verschillende disciplines ook op een andere manier ter discussie staan:
“Zowel in de neurologie als de politicologie zijn er fundamentele discussies over hoe je concepten – zoals emotie of ideologie – kan en moet meten. Het is niet zo makkelijk als: ik open even een boek en dan vind ik het juiste antwoord. Maar dat maakt het ook wel een uitdaging om goed interdisciplinair werk te doen!”
Het is soms ook lastig om al deze verschillende nuances mee te nemen in onderzoek, maar Bert stelt dat het wel van belang is om dit serieus te nemen:
“In een meer abstracte zin gaat het doen van wetenschap over het testen van ideeën. Dit probeer je zo goed mogelijk te doen. Vervolgens kan je ze aannemen, of weerleggen. Dat betekent ook soms dat je nieuwe ideeën moet updaten. Maar in een klimaat waar vooral veel nieuwe bevindingen moeten worden gedaan om te kunnen publiceren, verliest men dat soms wel eens uit het oog. Het enige wat je kan doen is je zo goed mogelijk inlezen en kijken wat wel of niet werkt.”
Hoewel ik zelf zeer stellig ben als het gaat om meer wederzijds begrip tussen disciplines, kan ik mij ook voorstellen dat dit een grote opgave is voor onderzoekers. Juist om die reden steekt dit onderzoek voor mij zo duidelijk uit boven de meeste onderzoeken in de sociale wetenschappen.
Begrip kan verbinden
Hoewel er een heel duidelijk stukje op de website van de Universiteit van Amsterdam (UvA) staat en het gaandeweg ons gesprek al meer naar voren is gekomen, ben ik toch benieuwd naar de meer fundamentele reden voor het doen van dit onderzoek. Wat is nu precies het doel van dit onderzoek? Waarom is het relevant?
Op deze vraag heeft Bert een verrassende respons. Ik word een hele andere richting opgestuurd dan ik had verwacht. Mijn eerste gedachten over dit onderzoek, hadden veelal te maken met ‘hoe de politiek beter in kan spelen op de mensen’. Dit wordt echter onderuit gehaald als Bert mij in alle scherpte vertelt over de maatschappelijke relevantie. Natuurlijk ligt de nadruk op het verder exploreren van de processen die politieke keuzes beïnvloeden, maar het onderzoek heeft meer potentie dan enkel het bieden van een mogelijk politiek instrument. De debatten over de vluchtelingencrisis, hebben uitgewezen dat er nog te vaak wordt gedacht dat mensen met ‘redelijke’ argumenten zoals een kosten en baten analyse kunnen worden overtuigd van een andere mening. Het is evident dat dit ten tijde van de hevige debatten in 2015 en 2016 juist heeft geleid tot veel spanning in Nederland. Het proces van hoe mensen een mening vormen is complex en heeft deels te maken met emotionele reacties bij bepaalde maatschappelijke thema’s. Hier kan een redelijk argument vaak niet tegenop, aldus Bert. Om die reden is het belangrijk om hier meer inzicht in te krijgen:
“Het is belangrijk voor beleidsmakers, politici en journalisten, dat mensen niet elk stukje informatie ‘koud’ verwerken, updaten en dan tot de meest afgewogen mening komen.”
Intuïtief weten we dit wel, maar het komt vaak niet naar voren in beleid. Bert is ervan overtuigd dat hij kan laten zien in welke mate mensen emotioneel betrokken zijn bij maatschappelijke thema’s en dat hier rekening mee kan worden gehouden. Vervolgens zou dit ook kunnen leiden tot meer wederzijds begrip. Zowel progressieven als conservatieven schrijven elkaars mening af als ‘slecht’, omdat er uit wordt gegaan van een rationeel afgewogen mening. Maar eigenlijk zijn de meningen van beide kanten grotendeels geworteld in emotie. Dit besef kan een soort common ground vormen, wat zou kunnen leiden tot meer wederzijds begrip.
Nederland en de Verenigde Staten
Als we het hebben over wederzijds begrip en polarisatie, voel ik direct de neiging om in te gaan op de vergelijking tussen Nederland en de Verenigde Staten, die empirisch gezien een grote rol speelt in het onderzoek. In de Verenigde Staten zie je namelijk dat het gebruik van invloed uitoefenen op de burger in het politieke speelveld nog veel groter is. Hoe ziet Bert deze vergelijking?
“De mechanismen zullen waarschijnlijk hetzelfde zijn, maar in Amerika staan politici wel veel verder van elkaar af. Maar ook in Nederland zie je dat politici op de flanken meer aandacht proberen te genereren. Met het vluchtelingendebat zag je dit heel duidelijk, die polarisatie op een bepaald thema.”
Nieuwe, gevoelige kennis
Het inzichtelijk maken van de genoemde processen kan bijdragen aan het verminderen van polarisatie rondom maatschappelijke thema’s in Nederland. Deze nieuwe kennis kan mijns inziens ook worden beschouwd als gevoelige informatie over de mens. Deze informatie kan ook worden gebruikt voor andere doeleinden, zoals commerciële marketing. Ik vraag me af of Bert niet bang is dat de resultaten gebruikt zullen worden door commerciële partijen. Bert hoopt juist dat beleidsmakers meer gebruik zullen maken van dit soort sociaalwetenschappelijk onderzoek. De inadequate reactiestrategie van de overheid in het kader van de anti-vaccinatiebeweging laat zien dat er nog veel te winnen valt. Enkel een informatieboekje door de brievenbus brengt mensen niet op andere gedachten. De inzichten uit dit soort onderzoek kunnen waardevol zijn voor het bedenken van nieuwe strategieën. Berts opvatting over mijn zorg is dus dat we de informatie beter wel naar buiten kunnen brengen in de hoop dat beleid erop wordt aangepast, in plaats van bang zijn dat de informatie verkeerd gebruikt zal worden. In Nederland lopen we achter met het gebruiken van wetenschappelijke inzichten voor beleid. In Amerika is dat bijvoorbeeld al veel meer common practice.
Dit is een interessante kijk op het dilemma over het wel of niet delen van wetenschappelijke inzichten. Bert stelt dat je niet angstig moet zijn voor eventueel misbruik. Dit idee spreekt mij erg aan. Hoewel het als wetenschapper soms moeilijk is om alle ethische overwegingen in acht te nemen, moeten we zorgen dat we niet verkrampen en uit het oog verliezen welke positieve impact onderzoek kan hebben.
Aan de slag
Al met al geeft het gesprek met Bert mij het idee dat dit onderzoek veelzijdig is en er nog van alles kan gebeuren op weg naar de conclusie. Ik ben dan ook erg benieuwd waar hij het meest naar uitkijkt. Hij vertelt dat hij vooral plezier haalt uit het contact met mensen, gesprekken voeren. Dat is voor een sociale wetenschapper heel waardevol. Ik kan mij hier volkomen in vinden en dit interview heeft mij als sociale wetenschapper in ieder geval weer even verzadigd.
Frodi heeft zijn Bachelor ‘Sociologie’ aan de Universiteit van Amsterdam is nu bezig met het afronden van zijn interdisciplinaire master ‘Social Policy and Public Health’ aan de Universiteit Utrecht. In deze master wordt sociaal beleid en het bedenken van nieuwe sociale interventies vanuit verschillende disciplines bekeken. Frodi is redacteur bij Blind.