Column: Onbekend bewijs
Interdisciplinariteit in forensisch onderzoek
Toen ik op de basisschool zat, had ik een grote fascinatie voor misdaad en forensisch onderzoek. Elke vrijdagavond keek ik met m’n ouders en zussen naar Baantjer, waar de Cock elke week een moord oploste na een plotselinge openbaring in het café van Lowietje.
Toen Crime Scene Investigation naar Nederland kwam, werd dat het vaste programma op de zaterdagavond. In plaats van ouderwets detectivewerk werden in CSI misdaden opgelost met behulp van DNA databanken, ballistische tests en luminol.
Eén van de redenen dat ik die series zo boeiend vond was omdat m’n vader toen bij het Nederlands Forensisch Instituut werkte. Een aantal keren liet hij me het gebouw zien waar hij werkte, en als er een tentoonstelling was over forensisch onderzoek nam hij me er altijd mee naar toe.
Ook als hij dat niet had gedaan had ik forensisch onderzoek waarschijnlijk interessant gevonden, zoals zoveel mensen. Het is ongetwijfeld de meest bekende en populaire vorm van interdisciplinair onderzoek, onder andere door de populariteit van Baantjer, CSI en talloze andere misdaadseries.
Die populariteit is simpel te verklaren. Forensisch onderzoek draait allemaal om het ontrafelen van een onbekende situatie, die soms even macaber als fascinerend is, en dat levert spanning op. Daarvoor worden verschillende technieken gebruikt die stammen uit elke vorm van wetenschap.
Wat dat betreft zijn forensisch onderzoek en wetenschappelijk onderzoek vergelijkbaar. De methodiek die wordt gebruikt is vaak hetzelfde en beiden draaien om het ontdekken van het onbekende. Toch zijn er ook een aantal fundamentele verschillen.
Zoals vroeger te zien was in de talloze reconstructies in Baantjer en Peter R. de Vries, wordt er bij forensisch onderzoek gekeken naar wat er is gebeurd op een specifieke en vaak onbekend tijdstip, plaats en situatie. Dit in tegenstelling tot wetenschappelijk onderzoek, waar juist universeel toepasbare theorieën worden gemaakt die het onbekende verklaren door verschillende bevindingen samen te voegen.
Interdisciplinairiteit is daarnaast binnen forensisch onderzoek in een verder gevorderd stadium dan in wetenschappelijk onderzoek. Vaak worden er onder andere criminologen, pathologen, technici en psychologen ingezet – het combineren van verschillende disciplines is binnen forensisch onderzoek een groot voordeel.
De reden hiervoor is dat voor een rechtszaak een onbekende situatie vrijwel tot in de details bekend moet worden gemaakt, omdat de hoeveelheid bewijs soms een wereld van verschil kan maken. Het is de taak van de aanklager om genoeg bewijs te laten zien om een verdachte te kunnen veroordelen. Als de aanklager dat niet kan, dan volgt er geen veroordeling.
Dit was het geval bij de rechtszaak tegen militair Marco Kroon vorig jaar. Hij stond onder andere terecht voor het gebruik en bezit van cocaïne. Het NFI vond resten van cocaïne in zijn borsthaar, maar de hoeveelheid borsthaar waarin dit werd gevonden was te klein om het bewijs onomstotelijk te achten. Het bleef dus onbekend of hij drugs had gebruikt en hij werd vrijgesproken.
Als er meer bewijsmateriaal beschikbaar was en interdisciplinair onderzoek mogelijk was, dan was er misschien meer bekend geworden. Een ideaal dat niet alleen geldt voor forensisch onderzoek, maar ook voor wetenschappelijk onderzoek.
Inmiddels ben ik jaren van de basisschool af, maar ik blijf forensisch onderzoek een interessant onderzoeksveld vinden. Het besef dat interdisciplinair onderzoek een cruciale rol speelt in het ontrafelen van onbekende situaties maakt het alleen maar interessanter.
In deze column gaat Jan Koeleman in op de interdisciplinaire kanten van de forensische wetenschap. Koeleman is derdejaarsstudent Psychobiologie aan de Universiteit van Amsterdam.