Column: Verwondering over sciencefiction
Er is iets aan de hand met onze samenleving. Het heeft verstrekkende gevolgen, maar toch ontgaat het de meeste mensen: de verwondering over de techniek is langzamerhand aan het verdwijnen. We beschouwen de technologische ontwikkelingen vandaag de dag als iets vanzelfsprekends, bijna als iets waar we recht op hebben. Deze vanzelfsprekendheid strekt zich uit van het alledaagse naar de grenzen van het huidige wetenschappelijke onderzoek: we zijn verbaasd als er niet elk jaar een verfijndere iPod, plasmascherm of laptop te koop is, of als er niet het zoveelste mesje aan een scheerapparaat is toegevoegd. Vooruitgang moet – we zijn er inmiddels zo aan gewend dat het ons alleen nog maar opvalt als het ontbreekt.
Op wetenschappelijk gebied is eveneens alle aandacht gericht op de vooruitgang, op het voortduwen van de grenzen van onze kennis. We denken nog weinig na over wat er allemaal gebeurt en waarom, en al helemaal niet over wat we er eigenlijk van moeten vinden. Techniek is niet meer, zoals het eens was, een keuze: het zit zo diep in onze cultuur geworteld dat het een deel van ons wezen geworden is. In die zin zijn we allemaal een cyborg geworden: een wezen dat bestaat uit gelijke delen technologie en biologie. De vraag of dat erg is laat ik aan de lezer over.
Wat ik hier met name wilde aanstippen is iets wat mij – en elke lezer – aan het hart zou moeten gaan: een van de gevolgen van het verdwijnen van die verwondering is dat het genre ‘sciencefiction’ wegkwijnt. En dan bedoel ik niet die avonturenverhalen die nu onder het mom van sciencefiction op tv te zien zijn. Die kunnen met evenveel gemak in wat voor tijd of setting dan ook geplaatst worden zonder aan betekenis in te boeten. Waar ik het over heb, is over échte sciencefiction, de ware SF: speculatieve fictie die de grenzen van onze hedendaagse technologie en maatschappij oprekt en er een kritische blik op werpt. Fictie die verrast, verbijstert, ontroert en nieuwe inzichten oplevert. Die laat zien hoe we nu zijn en zouden kunnen worden. Die SF is nog maar zeldzaam.
Er zijn genoeg ruimteavonturen die de noemer ‘sciencefiction’ hebben gekregen – maar waarin verschilt Battlestar Galactica van The gunfight at the OK Coral of The Longest Day? Je hoeft alleen de wapens en de kostuums te veranderen – het verhaal zelf heeft niets met SF te maken. Het is setting, window dressing, een mooie verpakking met een lint, een decor dat veranderd kan worden al naar gelang de smaak van de dag. Neem nu een ruimtegevecht, waar grote ruimteschepen elkaar met laserwapens bestoken. Waarin verschilt zoiets nu van een gevecht tussen twee slagschepen uit de Tweede Wereldoorlog? Alleen maar omdat het gevecht toevallig in de ruimte afspeelt, en er met futuristische wapens wordt geschoten, noemen we het ‘sciencefiction’. Met ware SF heeft het niets te maken – laten we dit soort verhalen daarom maar ‘toekomstverhalen’ noemen.
Men leest geen ware SF meer – als uitgever ondervind ik dat dagelijks aan den lijve. Speculeren interesseert ons niet meer en de reden hiervoor is heel eenvoudig: het is niet meer nodig om na te denken over de toekomst, want de toekomst is nu. We leven nú in de toekomst waar de good old sciencefiction ons over probeerde te vertellen. Het tempo van de vooruitgang is zó snel geworden dat we vergeten zijn ons erover te verwonderen.
Het praktische probleem waarom we tegenwoordig alleen nog maar toekomstverhalen krijgen voorgeschoteld, en geen ware SF, is dat het eenvoudigweg onmogelijk is om nog een onderwerp te vinden dat geschikt is om een leesbaar plot omheen te schrijven. We hoeven ons niet meer af te vragen of het mogelijk is om naar de maan te gaan, of een satelliet te lanceren. Dat is allemaal al gedaan: het verbaast ons niet meer. De vragen waar we ons tegenwoordig mee bezig houden strekken zich ver uit op kwantummechanisch niveau, en zelfs verder tot diep in bijvoorbeeld de snaartheorie, die slechts een enkeling nog maar kan begrijpen. Daarnaast is onze samenleving zo complex geworden dat het nauwelijks meer mogelijk lijkt om een toekomst of buitenaardse samenleving te bedenken die zó van de onze verschilt, dat we er ons over zullen verbazen.
Er zijn uiteraard wel romans die een poging wagen om ons te doen verbazen, ons na te laten denken over wat mogelijk is, ons proberen te laten verwonderen. Alleen nu de sneller-dan-licht-ruimteschepen door de wetenschap zijn ontkracht moeten noodzakelijkerwijs zúlke grote sprongen worden gemaakt, dat het voor veel mensen geen speculatie meer is, maar fantasy. Wie kan zich nog iets voorstellen hoe de mensheid in de verre toekomst met behulp van singulariteiten voorbij zwarte gaten of zelfs andere universums gaat?
Is er nog toekomst voor echte SF die verder gaat dan vermakelijke toekomstverhalen? Ik denk het niet. Het heeft een functie gehad in een tijd waarin technologie nog iets was waar we ons over konden verbazen, zorgen over konden maken of ons op konden verheugen. Technologie is nu zo met ons verweven dat het nauwelijks meer zinvol is een onderscheid te maken tussen toekomstverhalen en ware SF. Daarom is het tijd om afscheid te nemen van de sciencefiction en hem te bedanken voor de bewezen diensten. We zullen op zoek moeten gaan naar een nieuwe vorm van literatuur die ons op de toekomst kan voorbereiden. Een die ons op een begrijpelijke manier kan laten verwonderen, ons voor kan bereiden op de écht onverwachte ontwikkelingen. Het is van vitaal belang dat we deze verwondering terugkrijgen, willen we nog met een kritische blik naar onze toekomstige maatschappij kunnen kijken. We zullen het nog hard nodig hebben.