Column: De pingpongbal en haar auteurs
‘Ziet er goed uit. Laatste puntjes op de i en dan wil ik het morgen indienen,’ zegt de professor infectieziekten.
‘Ik begrijp waar je heen wilt, maar als je dat woord gebruikt, zou je toch dat ene boek moeten lezen en deze drie artikelen en je iets meer verdiepen in het debat,’ adviseert de antropoloog.
Mijn PhD-begeleiders zijn inspirerend en goed in hun werk, maar hun adviezen lijken soms lijnrecht tegenover elkaar te staan. Ondertussen ben ik net een pingpongbal die tussen hun disciplines heen en weer stuitert, waarbij ik hardnekkig probeer zowel het kastje als de muur te ontwijken: geneeskunde versus antropologie, aanbevelingen versus reflectie, efficiëntie versus grondigheid, duidelijk taalgebruik versus jargon, snel versus langzaam. Deze versimpelde dualiteit lijkt overdreven, maar weerspiegelt in elk geval mijn beleving van interdisciplinariteit.
Ik dacht dat de grootste uitdaging van een interdisciplinair onderzoek zou bestaan uit het verwerken van de hoeveelheid informatie waar een onderzoeker mee wordt geconfronteerd. Uiteindelijk worstelde ik het meest met het combineren van twee verschillende werelden met elk een eigen logica, taal en cultuur. Niet wetend dat disciplines zoveel meer belichamen dan hun onderwerp doet vermoeden, stond ik opeens voor de taak om deze twee werelden samen te smelten tot één geheel in de vorm van gestroomlijnde artikelen.
Maar hoe?
Het voordeel is dat ik kon terugvallen op de open houding van mijn begeleiders en hun nieuwsgierigheid naar de ‘andere’ discipline. Hierbij voelde ik me soms een beetje als de vertaler, omdat ik in bepaalde gevallen gedrag of taalgebruik wilde verduidelijken en daarmee enig onbegrip of irritatie de wereld uit helpen. Kort gezegd, er werd veel gecommuniceerd om voor iedereen de cultuurschok te verzachten.
Het mooiste voorbeeld van deze spanning kwam naar voren in een kort en krachtig mailtje van mijn ene begeleider, geadresseerd aan de andere begeleider. Ik stond in de cc. Hij merkte op dat de ander nooit mee schreef aan artikelen en enkel commentaar leverde. Door deze mailwisseling ging ik op onderzoek uit en kwam ik erachter dat een antropoloog haar artikel ‘alleen’ schrijft, enkel geholpen door advies van haar begeleiders. Want, vroegen mijn antropologische collegae mij, hoe kan antropologisch onderzoek, waarbij een onderzoeker voor maanden een nieuwe wereld in duikt en een intense band opbouwt met haar respondenten, een gedeelde ervaring zijn? En mocht dit al mogelijk zijn, hoe kan men dan deze gedeelde ervaring vervolgens op een eenduidige manier op papier zetten?
Ik ging ook eens bij mijn medische PhD-collegae navragen hoe de vork nu precies in de steel zat. Ik kon een glimlach niet onderdrukken toen ik het beste verhaal ooit hoorde om het grote verschil tussen de medische en antropologische wereld qua auteurschap te beschrijven: Er was eens een arts die zijn artikel niet gepubliceerd kreeg, totdat hij een tweede auteur toevoegde. De naam van zijn hond.
Lianne Cremers doet een interdisciplinaire PhD in Medische Antropologie en Public Health aan het AMC, Amsterdam. Zij kijkt naar het functioneren van tuberculose programma’s in Gabon, Zambia en Zuid-Afrika en de ervaring hiermee van patiënten. In deze column reflecteert ze op haar worsteling met de interdisciplinariteit van haar onderzoek.