De strijd voor de ziel van Tunesië
If academic knowledge production aims to be something more than an exercise in denunciation and judgment, it must surely think beyond its own naturalized conceptions in order to grasp what other notions of criticism, evaluation, and reasoned deliberation operate in the world.
Saba Mahmood 2012
Onder het genot van een bord huisgemaakte couscous luister ik naar hoe mijn vriendin Ghayet – 21 jaar oud, MA in Islamic Studies, thuiswonend, ongehuwd, woonachtig in Tunis, werkzaam in de kinderopvang, Moslima en trotse draagster van een niqab – de huidige sociaal-politieke situatie in Tunesië ervaart. Hoewel Ghayet nog altijd optimistisch is over de toekomst heeft zij soms het idee dat dingen de verkeerde kant opgaan: “Sometimes it doesn’t feel like Tunisia anymore.” Zij vreest met name dat de huidige repressieve maatregelen van de technocratische regering om de invloed van fundamentele Islamitische organisatie in te perken juist tot radicalisering van de conservatief religieuze jeugd zal leiden: “Pression will lead to explosion.” Tot ongeveer een jaar geleden kwam Ghayet elke zaterdagochtend met een groep jonge gelijkgestemde vrouwen bijeen om de Koran te reciteren en te duiden, nu blijven ze thuis uit angst voor problemen met de staat. Zij is nog wel actief met een organisatie die non-Moslims informeert over Islam om op deze manier bij te dragen aan een betere toekomst: “People who are active in associations are good people; they want to make Tunisia better.” In politieke partijen heeft zij daarentegen maar weinig vertrouwen, zelfs Ennahdha (1) heeft volgens haar essentiële religieuze principes laten varen om de macht te behouden: “They are Islamic, but their practices aren’t Islamic. They do politics and this will not lead to freedom.” Ondanks deze ontwikkelingen voelt Ghayet zich nog wel vrij om de niqab te dragen: “I want to be what I am, I’m not afraid of being rejected, I want to set a good example.” Ghayet zou willen dat mensen begrepen dat haar kleding niet betekent dat ze anderen niet respecteert, zij waardeert juist de grote verschillen onder Moslims in Tunesië: “We need to be together with our differences, through difference we can advance.” Zij probeert wel afstand te houden van mensen die een geprononceerde en ongenuanceerde hekel hebben aan Islam: “They want to destroy everything that’s different; I stay away from them.”
(1) De gematigde Islamistische partij Ennahdha (Renaissance Partij) verrast op 23 oktober 2011 vriend en vijand – in binnen- en buitenland – door maar liefst 41,7% van de stemmen en 89 van de 217 zetels te veroveren tijdens de eerste grondwetverkiezingen in postrevolutionair Tunesië (Haugbølle & Cavatorta 2012: 20).
Een paar dagen later luister ik al zittend op haar bank naar de tirade van mijn vriendin Narjess – 50 jaar oud, kunstopleiding, twee kinderen, getrouwd, woonachtig in Tunis, kunstenares, Moslima en trots ongesluierd – over “those fucking Islamists.” Narjess vindt het al moeilijk te begrijpen dat vrouwen ervoor kiezen om de hijab te dragen, maar dat vrouwen in dit tijdperk vrijwillig volledig gesluierd de straat opgaan is ronduit belachelijk; als Mohammad in deze tijd had geleefd zou hij toch ook gewoon een spijkerbroek dragen? Het zou haar niets verbazen als binnenkort een religieuze politie over de Tunesische straten struint om iedereen die ingaat tegen Islamitische principes in de bak te gooien. Een dialoog aangaan met Islamisten en Salafisten – volgens haar één pot nat – is volgens Narjess onmogelijk omdat zij enkel de taal van god spreken en de Koran – een boek van meer dan veertien eeuwen oud!!! – uiteindelijk altijd bepalend is. De sociaal-politieke situatie in Tunis is momenteel zo deprimerend dat Narjess liever de deur niet uitgaat. De kans dat dit na de parlementaire verkiezingen eind deze maand beter wordt is klein: “Seculars say it is us or Ennahdha, Ennahdha says it is us or the Islamic State” en ondertussen komt geen enkele partij met duidelijk plannen om de prangende problemen zoals de deplorabele economische situatie en welig tierende corruptie aan te pakken. De revolutie was een frisse wind, maar nu is Tunesië weer terug bij af: “We need many years to wake up. It will take time and lives, many lives.” (2)
(2) Persoonlijke gesprekken met Ghayet en Narjess in september 2014 in Tunis.
Deze anekdotes geven een impressie van de ideologische verschillen en polarisering onder Moslims in hedendaags Tunesië. Het beperkte onderlinge begrip van seculiere, Isalmistische en Salafistische vrouwen (3) wordt gedeeltelijk verklaard door het gebrek aan interesse in en mogelijkheid tot een constructieve inhoudelijke dialoog over de onderlinge verschillen omtrent de rol en positie van vrouwen in hedendaags Tunesië. Dit is, onder andere, betreurenswaardig omdat het in het belang van vrouwen in het algemeen zou zijn om deze dialoog wel aan te gaan. Een (zeer) korte theoretische inleiding en historische schets is van belang om de toenemende animositeit tussen seculiere, Islamistische en Salafistische vrouwen in Tunesië beter te kunnen duiden.
(3) Er is helaas geen ruimte om recht te doen aan de complexiteit en fluïditeit van deze drie categorieën, met name aan het “Salafisme” zou een eigen artikel gewijd kunnen worden. In het algemeen wensen seculiere vrouwen in Tunesië politiek en Islam volledig gescheiden te houden, wat niet betekent dat zij hun religie niet waarderen en/of praktiseren. Islamistische vrouwen zijn van mening dat Islam en politiek niet gescheiden kunnen worden, maar zij accepteren dat een Islamistische staat op dit moment in Tunesië niet tot de mogelijkheden hoort. Zij wensen daarom in een democratische civiele staat te leven waarin gematigde Islamitische normen en waarden een leidende rol spelen. Salafistische vrouwen zouden het liefst leven in een Islamistische staat gegrond op strikte puristische Islamistische normen en waarden, maar ook zij accepteren dat daar in het huidige Tunesië geen ruimte voor is.
“De” moslima bestaat niet, ook niet in Tunesië
Onderzoek naar gender activisme en de emancipatie van vrouwen in Islamitische landen heeft allang aangetoond dat er onder Moslims een grote diversiteit bestaat wat betreft hun ideeën over persoonlijke religiositeit, politieke religiositeit en voorkeuren omtrent genderrollen en de sociaal-politieke mogelijkheden van vrouwen (Blaydes & Linzer 2008: 595). Desalniettemin wordt de studie van women agency in religieuze context nog altijd gedomineerd door de tegenstellingen “religieus versus seculier”, “traditioneel versus modern” en “gematigd versus radicaal.” Deze benadering maakt het onmogelijk om de verscheidene vormen van individueel handelen van vrouwen in verschillende sociaal-politieke contexten beter te begrijpen (Tadros 2011). Het is tevens van belang te realiseren dat niet alle vormen van women agency per definitie geplaatst kunnen worden binnen het liberaal feministische emancipatie ideaal (Mahmood 2012). Niet alleen omdat religieuze vrouwen wellicht andere ideeën hebben over hoe individuen los kunnen komen van patriarchale structuren, maar ook omdat sociaal-politiek activisme onder vrouwen niet per definitie gemotiveerd wordt door gender issues. In andere woorden, religieuze vrouwen zijn geen homogene groep – “de” Moslima bestaat niet – en kunnen dus niet als sociaal collectief beschouwd worden. Als het doel is om women agency in Islamitische context daadwerkelijk te begrijpen dan is het noodzakelijk om oog te hebben voor hoe de belangen, interesses en identiteit van moslimvrouwen variëren over plaats en tijd. Dit is enkel mogelijk als we bereid zijn om de Westerse liberale conceptie van gender en religie los te laten en ons begrip te baseren op de percepties van Moslimvrouwen zelf (Clark & Schwedler 2003; Halverson & Way 2011; Tadros 2011; Weldon 2011).
Helaas wordt het publieke debat onder Moslimvrouwen doorgaans net zo goed gedomineerd door de uitgekauwde discussie over de antivrouwen agenda van Islamisten tegenover de bevrijdende agenda van seculieren. In Tunesië voeren de staat, religieuze autoriteiten, traditionele Islamisten en reformistische intellectuelen al jaren discussie over de gewenste positie van vrouwen in de maatschappij (Bahi 2011). De afgelopen decennia was “de” Tunesische vrouw het speerpunt in het debat tussen het autoritaire seculaire regime en de Islamistische – grotendeels onderdrukte – oppositie. Beide kanten claimden iets speciaals te kunnen bieden aan vrouwen; het regime bood tolerantie en seculiere empowerment, de Islamisten culturele authenticiteit en traditioneel gedefinieerde gender rollen (Murphy 2003: 169). Ook conservatieve of fundamentalistische Islamistische bewegingen die streven naar het stichten van een ongerepte Islamitische staat gestoeld op authentieke Islamitische waarden richten zich doorgaans op de rol en positie van vrouwen binnen de familie en in de maatschappij (Othman 2006: 341). Het is belangrijk om te benadrukken dat Tunesische vrouwen niet enkel het subject waren van deze identity politics; zij speelden tevens een actieve rol in de nationale discussie rond de culturele identiteit en authenticiteit van Tunesië. Een kanttekening hierbij is dat onder Bourguiba en Ben Ali seculiere vrouwen beduidend meer mogelijkheden hadden om actief deel te nemen aan dit nationale debat dan vrouwen die zich identificeerden met Islamistische of, laat staan, Salafistische groeperingen. Om deze reden wordt pas na de revolutie echt duidelijk dat ook “de” Tunesische vrouw niet bestaat; onder vrouwen in Tunesië bestaan fundamentele ideologische verschillen over de geschikte rol en status van vrouwen.
Vrouwen en de staat
Eind 2010 waren Tunesiërs met uiteenlopende achtergronden nog verenigd in hun strijd voor vrijheid en waardigheid. Als op 14 januari 2011 President Ben Ali zich gewonnen geeft blijkt echter al snel dat decennia van onderdrukking en opgelegde secularisatie onder de Tunesische bevolking tot grote ideologische verschillen heeft geleid over de organisatie van de staat en de “ware” identiteit van Tunesië (Gray 2012). De jaren na de revolutie worden dan ook gekenmerkt door een toenemende ideologische polarisering tussen diegene die de staat wensen te organiseren volgens seculiere waarden en zij die wensen vast te houden aan religieuze waarden en tradities. De relatief hoge participatie van “gewone” burgers in straatprotesten georganiseerd door seculiere, Islamistische en Salafistische bewegingen gedurende de transitieperiode bevestigt dat deze ideologische verschillen niet alleen de nationale politiek domineren maar ook op sociaal niveau een grote rol spelen. In deze sociaal-politieke context is het niet verwonderlijk dat de rol en de positie van vrouwen nog altijd een strategisch onderwerp is in de strijd om “de ziel van Tunesië” (Cavatorta & Haugbølle 2012: 23). Deze instrumentalistische benadering van “de vrouwenkwestie” heeft onmiskenbaar invloed gehad op de verhouding tussen vrouwen met verschillende ideologische achtergronden.
De electorale winst van Ennahdha in oktober 2011 en de groeiende populariteit, of in ieder geval zichtbaarheid, van meer radicale Moslimgroeperingen in Tunesië leidt tot onrust onder seculiere vrouwen. Zij vrezen dat Islamisten hen een nieuw sociaal model zullen opleggen; een model gestoeld op religieuze normen en waarden waarmee zij zich niet kunnen identificeren. Belangrijker nog, een model dat hun persoonlijke en publieke vrijheden zal inperken (Tchaïcha & Arfaoui 2012: 215-217). Tegelijkertijd wordt duidelijk dat veel vrouwen zich juist aangetrokken voelen tot dit model; Tunesische vrouwen sluiten zich in grote getalen aan bij sociale en politieke Islamistische bewegingen (Dalmasso & Cavatorta 2012). Het aantal vrouwen dat volledig gesluierd de straten van Tunis opgaat geeft bovendien aan dat – met name jonge – Tunesische vrouwen ook op zoek zijn naar een meer geprononceerde religieuze identiteit. Al snel domineert de vraag of de populariteit van Salafistische bewegingen een gevaar vormt voor de relatief goede maatschappelijk positie van Tunesische vrouwen in de regio de nationale en internationale berichtgeving over de sociaal-politieke ontwikkelingen in post-Ben Ali Tunesië. Helaas is er nog altijd maar weinig aandacht voor waarom jonge vrouwen zich in toenemende mate aangetrokken voelen tot conservatief religieuze bewegingen.
Dit laatste punt is van belang omdat Salafistische bewegingen – die in de afgelopen drie jaar een belangrijke sociaal-politieke speler zijn gebleken op het geliberaliseerde politieke veld in Tunesië – een significant andere categorie van Islamistische representatie zijn dan bijvoorbeeld Ennahdha (Merone 2013). Hoewel reeds aardig wat inkt heeft gevloeid om vrouwenactivisme binnen meer gematigde Moslimbewegingen te duiden is er nog maar weinig informatie beschikbaar over waarom vrouwen zich identificeren met deze conservatief radicale stroming binnen Islam. Deze kennis is, onder andere, relevant omdat het gebrek aan vertrouwen tussen Tunesische vrouwen van verschillende ideologische achtergronden en de focus op de al dan niet vrouwonvriendelijke agenda van Islamisten de diepgewortelde sociale attitudes en institutionele normen overschaduwen die in Tunesië daadwerkelijk een fundamenteel obstakel vormen voor de vooruitgang van vrouwen (Marks 2013: 243-245). Hoewel Tunesische vrouwen in vergelijking met de rest van de regio een zeer goede sociale status hebben, ondervinden zij – zoals vrouwen over de hele wereld – nog steeds culturele, sociale, economische en met name politieke obstakels enkel en alleen omdat zij vrouw zijn (Hausmann, Tyson & Zahidi 2011).
Als God het wil
Als er wel een dialoog zou plaatsvinden onder seculiere, Islamistische en Salafistische vrouwen – een dialoog die voorbijgaat aan bijzaken zoals de niqab maar ingaat op de innerlijke overtuiging die bij deze uiterlijke verschijning hoort – zouden zij zich waarschijnlijk realiseren dat hun ideologische verschillen niet per definitie in de weg zouden hoeven staan van overeenstemming op andere vlakken. Zij zouden er misschien achterkomen dat zij allen de wens koesteren een positieve bijdrage te leveren aan de toekomst van Tunesië. Zij zouden er misschien achterkomen dat zij zich allen op hun eigen manier vrij voelen binnen het ideologische kader waarin ze sociaal-politiek actief zijn. Zij zouden er misschien achter komen dat ze allen van mening zijn dat Islam niet de oorzaak is van ongelijkheid onder vrouwen maar eerder een kwestie van mentaliteit binnen de familie. Zij zouden er misschien achterkomen dat hoewel ze wellicht een andere conceptie hebben van vrouwenrechten zij allen belang hechten aan een groter bewustzijn onder vrouwen van deze rechten. En, wellicht het allerbelangrijkste, zij zouden zich waarschijnlijk realiseren dat ze elkaar kunnen accepteren en respecteren zodra ze elkaars ideologische verschillen respecteren en accepteren. Enkel en alleen in dat geval zullen vrouwen als groep een constructieve bijdrage kunnen leveren aan de toekomst van Tunesische vrouwen en de toekomst van Tunesië in het algemeen: nchala. (4)
(4) Deze uitspraken zijn gebaseerd op gesprekken met ongeveer dertig Tunesische vrouwen met verschillende ideologische achtergronden in de periode van januari 2013 tot april 2013 in Tunis.
Noten en/of literatuur
Bahi, R. (2011). Islamic and Secular Feminisms: Two Discourses Mobilized for Gender Justice. EUI Working Papers 2011/25. Badia Fiesolana: European University Institute.
Blaydes, L. and D.A. Linzer (2008). The Political Economy of Women’s Support for Fundamentalist Islam. World Politics, 60(4), pp. 576-609.
Cavatorta, F. and R.H. Haugbølle (2012). The End of Authoritarian Rule and the Mythology of Tunisia under Ben Ali. Mediterranean Politics, 17(2), pp. 179-195.
Clark, J.A. and J. Schwedler (2003). Who Opened the Window? Women’s activism in Islamist Parties. Comparative Politics, 35(3), pp. 293-312.
Dalmasso, E. and F. Cavatorta (2012). The Role of Women in Islamist movements in Morocco and Tunisia: Negotiation new Gender Roles? ECPR Joint Sessions Workshop 16 ‘Conservatism, Conservative Parties and Women’s Political Presentation’, Antwerp, Belgium, April 2012.
Gray, D.H. (2012). Tunisia after the Uprising: Islamist and Secular Quests for Women’s Rights. MediterraneanPolitics, 17(3), pp. 285-302.
Halverson, J.R. and A.K. Way (2011). Islamist Feminism: Constructing Gender Identities in Postcolonial Muslim Societies. Politics and Religion, 4, pp. 503-525.
Haugbølle, R.H. and F. Cavatorta (2012). Beyond Ghannouchi: Islamism & Social Change in Tunisia. Middle East Report, 262 (spring), pp. 20-25.
Hausmann, R., L.D. Tyson and S. Zahidi (2011). The Global Gender Gap Report, World Economic Forum.
Mahmood, S. (2012, 2nd edition). Politics of Piety. Cambridge: Polity.
Marks, Monica. 2013A. Women’s Rights before and after the Revolution. In The Making of the Tunisian Revolution, ed. Nouri Gana, 224-251. Edinburgh: Edinburgh University Press.
Merone, F. (2013). Salafism in Tunisia: An Interview with a Member of Ansar al-Sharia. Jadaliyya, 11 April 2013 [online]. Available at: http://www.jadaliyya.com/pages/index/11166/salafism-in-tunisia_an-interview-with-a-member-of, [last accessed on 30 July 2013].
Murphy, E.C. (2003). Women in Tunisia: Between State Feminism and Economic Reform, in: D.E. Abdella & P. Pususney (ed.) Women and Globalization in the Middle East. Boulder: Lyanne Rienner.
Othman, N. (2006). Muslim women and the challenge of Islamic fundamentalism/ extremism: An overview of Southeast Asian Muslim women’s struggle for human rights and gender equality. Women’s Studies International Forum, 29, pp. 339-353.
Tadros, M. (2011). Introduction: Gender, Rights and Religion at the Crossroads. IDS Bulletin, 42(1), pp. 1-9.
Tchaïcha, J.D. & K. Arfaoui (2012). Tunisian Women in the Twenty-First Century: Past Achievements and Present Uncertainties in the Wake of the Jasmine Revolution. The Journal of North African Studies, 17(2), pp. 215-238.
Weldon, L. (2011). Perspectives Against Interests: Sketch of a Feminist Political Theory of “Women”. Politics & Gender, 7(3), pp. 441-446.
Iris Kolman is afgestudeerd in International Development Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Voor haar master is ze drie maanden in Tunis geweest, om onderzoek te doen naar vrouwenactivisme. Op basis van haar onderzoek daar verschijnt binnenkort een hoofdstuk in het boek “Salafism after the Arab Awakening: Contending with people’s power” (eds: Francesco Cavatorta & Fabio Merone). Ook dit artikel voor Blind is een resultaat van haar onderzoek in Tunis.