Maps of time

Maps of time

David Christian probeert in het boek Maps of Time “een coherent en toegankelijk oorsprongsverhaal samen te stellen, een moderne scheppingsmythe” (p.2). Hij begint bij de Big Bang en eindigt verrassend met enkele toekomstperspectieven.

300.000 jaar na de Big Bang bestond het universum nog voornamelijk uit waterstof en helium. Zwaartekracht speelt een bijzonder grote rol in deze tijd. Zij zorgt er voor dat sterren ontstaan en zich gaan organiseren in sterrenstelsels. Het leven en de dood van sterren hebben voor de complexe anorganische materialen gezorgd, die normaal worden gevonden in onze moderne tijd. De zon en ons sterrenstelsel zijn ongeveer 4,56 miljard jaar geleden gevormd door het ineenstorten van een wolk van materie, onder druk van zwaartekracht. Hoewel de zon de meeste materie verorberde, bleef er toch genoeg materie over om de planeten te vormen. Nadat de aarde was ontstaan, smolt deze waardoor de zwaardere materialen naar de kern zonken en de lichtere, zoals silicium, de bovenlaag van de aarde vormden.

Hoewel de binnenkant van de aarde niet echt is veranderd sinds die tijd, is de bovenlaag van de aarde continu in beweging. De leer van de tektonische platen leert ons dat de werelddelen al een aantal keer tijdens de geschiedenis één landmassa zijn geweest. Indrukwekkend is de verandering die heeft plaatsgevonden van een planeet die leek op afbeeldingen van hel, naar een blauw groene planeet vol van leven. Voor meer dan 3 miljard jaar bestond het leven op aarde puur uit bacteriën. Waar eerst voornamelijk chemische en fysische principes regeerden, beginnen op aarde evolutionaire wetten te gelden en begint de strijd om energie. Cellen ontwikkelen fotosynthese, zodat zij energie van de zon kunnen gebruiken. Eukaryotische cellen ontwikkelen organellen, en ongeveer 600 miljoen jaar geleden fuseerden cellen om multicellulaire organismes te vormen. De ontwikkeling van organismes gaat hand in hand met een verandering van de aarde, zoals de ontwikkeling van een zuurstofrijke atmosfeer. De geschiedenis van soorten van organismes wordt gekenmerkt door een zoektocht naar niches waarin zij de benodigde hulpbronnen kunnen verkrijgen. Veranderingen in de omgeving hangen dan ook samen met evolutionaire veranderingen.

De uiteindelijke evolutie van de mensheid was een revolutionaire stap in de geschiedenis van de aarde. Geen enkele soort is ooit in staat geweest om zoveel energie te gebruiken voor haar eigen belang. Geschat wordt dat de mensheid tegenwoordig 25% van alle energie gebruikt die de zon levert. Het wordt geschat dat ongeveer 10.000 jaar geleden de homo sapiens, de huidige mens zich op alle werelddelen had gevestigd en alle andere menssoorten had uitgeroeid. De reden dat onze voorvaderen het wonnen van bijvoorbeeld de Neanderthalers die toch grotere hersenen hadden, liggen waarschijnlijk in de ontwikkeling van een symbolische taal dat de mogelijkheid schiep om collectief te leren. De mens ontwikkelt zich verder, en wat zich ontvouwt is een toenemende sociale complexiteit en een toename in populaties. David Christian onderscheidt drie epochen in de geschiedenis van de mensheid. De eerste is die van vele werelden, waar er nog vele afzonderlijke groepen mensen ronddwalen over de aarde. Deze eindigt zo ongeveer 10.000 jaar geleden, en wordt opgevolgd door de een aarde van enkele werelden.

In de tweede epoche zijn er drie gescheiden zones op de wereld en gemeenschappen ontwikkelen zich op verschillende snelheden, maar overal is er sprake van intensivering, van bevolkingsgroei en dus steeds groter wordende nederzettingen. De uitwisseling van informatie wordt steeds belangrijker in de wereld en de gebieden die tussen verschillende zones liggen profiteren daar dan ook sterk van. Dit verklaart onder andere de prominente rol die Mesopotanië innam in deze tijd, liggend tussen Eurazië en Afrika. Er ontwikkelen zich ook steeds complexere vormen van bestuur. Was er in de eerste epoche nog sprake van nederzettingen op basis van familieverbanden, wordt dit in de tweede steeds moeilijker. Er ontwikkelen zich stadstaten en grote keizerrijken, die het eerst ontstaan in het Oosten, en vervolgens ook in Europa en de Amerika’s. Deze tijd loopt ongeveer van 10.000 tot 500 jaar geleden.

De derde epoche is die van de moderne tijd, waar de wereldzones weer bij elkaar komen en er één mondiaal systeem ontstaat. We zien dat de innovatiekracht, en hiermee ook de macht, verschuift naar Europa. Europa is in het begin van die tijd een continent met veel jonge, sterk concurrerende staten. De ontdekking van de Amerika’s door Colombus leidt het tijdperk in waar Europa niet meer aan de rand van de beschaving ligt, maar juist strategisch is gelegen om de rijkdommen van het nieuwe continent te veroveren. Kapitalisme ontwikkelt zich, gevolgd door industrialisering. Doordat er een steeds grotere bevolking op aarde komt, en er meer interacties zijn tussen verschillende groepen, neemt de innovatiesnelheid sterk toe, analoog aan een toename in entropie (mate van chaos) en de mogelijkheid en snelheid van chemische reacties. 

In het slot van Maps of Time waagt David Christian zich aan toekomstvoorspellingen. Hoewel hij erkent dat ze vaak de plank misslaan, vindt hij het toch nuttig om rekening te houden met de mogelijkheden. De komende honderd jaar moeten voorspeld worden omdat onze kinderen en kleinkinderen daar nog in zullen leven. Christian stelt dat als we intelligent handelen, het mogelijk moet zijn al te grote rampen te vermijden. De mogelijke rampen zijn ernstige ecologische degradatie en grote militaire conflicten als gevolg van groeiende ongelijkheden in toegang tot hulpbronnen. Het moet mogelijk zijn om een duurzame relatie op te bouwen met onze omgeving en een mondiale economie te creëren die de levensomstandigheden van de armen zal verhogen, ook als er grote inkomensverschillen blijven.

Als we over meerdere eeuwen de toekomst proberen te voorspellen, worden de mogelijkheden zo groot dat voorspellen eigenlijk niet meer mogelijk is. Gezien de technologische ontwikkelingen is het vrij waarschijnlijk dat mensen zullen emigreren naar de maan en verder. Mensen zullen misschien genetische processen vrij precies onder controle krijgen. Maar ze zouden ook zo maar ineens uitgeroeid kunnen worden door een meteorietinslag of een dodelijk virus. Voorspellen op een kosmologische schaal wordt ineens veel makkelijker. De zon, en daarmee ook ons zonnestelsel zal sterven in 4 miljard jaar. Recente natuurkundige bewijzen, lijken te voorspellen dat ons universum voor eeuwig zal uitdijen. Alle sterren zullen uiteindelijk sterven, en dan gaan de lichten in het universum definitief uit. Uiteindelijk zal er niets meer zijn dan wat eenzame fotonen en subatomaire deeltjes.

Interdisciplinair

Hoewel deze samenvatting vrij summier is, hoop ik dat ze enigszins een beeld geeft van de dappere poging die David Christian hier doet. Het is een makkelijk leesbaar boek dat in één coherent verhaal een actueel beeld geeft van hoe er momenteel gedacht wordt over de ontwikkeling van het begin der tijden tot nu. Op de achterflap, zegt William H. McNeill: ”Dit is een boek van groot formaat, analoog aan de manier waarop Isaac Newton in de zeventiende eeuw de hemel en de aarde verenigde onder de uniforme bewegingswetten; het is nog beter vergelijkbaar met Darwins prestatie in de negentiende eeuw om de menselijke soorten en andere vormen van leven te verenigen binnen een enkel evolutionair proces”. Dit is misschien iets te veel eer voor het boek.

Het boek rust voornamelijk op het principe van evolutie, en de strijd tussen de tweede wet van de thermodynamica en zwaartekracht. Het eerste wordt voornamelijk gebruikt voor het biologische gedeelte en de ontwikkeling van de mens, terwijl het tweede wordt gebruikt bij het verklaren van kosmologische processen. In een interview in het eerste nummer van BLIND! zegt Fred Spier: “[Interdisciplinariteit is] het combineren van disciplines die over het algemeen als eenheden van onderzoek en onderwijs worden gezien. Het bij elkaar brengen van twee of meer van die eenheden en kijken of dat een zekere meerwaarde met zich meebrengt.” Dit is bij Maps of Time zeker het geval. Vele velden en eenheden van onderzoek worden bij elkaar gebracht, en dit levert een duidelijke kaart op van de geschiedenis. Een veel gemaakte kritiekpunt op dit soort kaarten is echter dat er voor de duidelijkheid zoveel informatie is weggelaten, dat je de weg er niet meer op kan vinden. Maar dit boek heeft geprobeerd naast een kaart ook een kompas te leveren. Vele gebeurtenissen in de geschiedenis, die zijn weggelaten in het boek, zijn vrij goed te verklaren wanneer men dit boek erbij pakt en kijkt hoe Christian de betreffende periode behandeld. 

Grenzen aan kennis

Wat het boek wel duidelijk maakt zijn de grenzen van de wetenschap. Een heel groot gedeelte van de geschiedenis kunnen we alleen maar naar gissen. Bij veel verklaringen moet David Christian dan ook ‘waarschijnlijk’ zeggen. Er zijn vaak meerdere kaarten beschikbaar om één fenomeen weer te geven en dan moet er toch één worden gekozen, of worden gemaakt uit verschillende. Hoe dan ook is de selectie van de kaarten iets subjectiefs. Maps of Timegebruikt vele kaarten om één kaart van de geschiedenis te maken, maar het zijn wel de kaarten van nu, niet die van morgen. Het is dan ook een tijdelijke kaart, gemaakt van de meest populaire kaarten van dit moment. Morgen is er misschien een betere kaart van het Pleistoceen en dan moet er dus weer een nieuw boek worden gemaakt. Of misschien is er nu al een betere kaart, maar is deze (nog) niet doorgedrongen tot de gangbare wetenschap.

En hoe moet er bepaald worden waar de grens van de dikte van het boek dat de gehele geschiedenis moet verklaren? Het is vrij moeilijk te zien hoe geschiedenis in het groot zich zou moeten manifesteren als een discipline, zonder een opeenstapeling te worden van boeken en artikelen die allemaal min of meer hetzelfde zeggen. Er zijn nog veel mogelijkheden voor kwantificatie, maar het verhaal ligt redelijk vast tot er een theorie opduikt die een gedeelte overhoop gooit. BLIND! biedt de mogelijkheid tot reacties en ik nodig hiermee ook uit tot debat over de mogelijkheden en grenzen aan geschiedenis in het groot.

Slotoordeel

Maps of Time van David Christian is zonder meer een goed boek. Het is toegankelijk geschreven en zit sterk in elkaar. Met een goed begrip van het Engels zou het voor leerlingen van vijf VWO een goed boek zijn om een totaalbeeld te geven van wat zij hebben geleerd. Een overkoepelend vak als het ware. Voor wetenschappers in alle disciplines is het goed om te zien waar ze zich bevinden, en wat de simpele onderliggende structuren zijn van de fenomenen die zij proberen te verklaren. Ondanks dat het boek enkele vragen oproept over de mogelijkheden en beperkingen van geschiedenis in het groot, is het boek toch een aanrader. Een kaart die als context kan dienen voor alle andere kaarten die wetenschappers maken, maar ook een kaart met ruimte voor verbetering.

Mendel Giezen is initiatiefnemer van het tijdschrift BLIND!, hij rondde in 2004 zijn doctoraal politicologie af en studeert nu een jaar in Londen voor zijn master Metropolitan Studies.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *