Is er een moeder in de buurt?

Werken aan netwerken voor migrantenvrouwen

Is er een moeder in de buurt?

Werken aan netwerken voor migrantenvrouwen

De normen en netwerken die ervoor zorgen dat mensen collectief kunnen handelen, vormen samen sociaal kapitaal (Putnam, 2000, p. 19). Sociaal kapitaal wordt in vakgebieden zoals sociologie, politicologie en economie steeds vaker gezien als een belangrijke voorwaarde voor armoedebestrijding. Een veelgebruikte definitie van sociaal kapitaal is die van Putnam: sociaal kapitaal bestaat voor een individu uit zijn familie en vrienden, degenen op wie hij kan rekenen bij tegenslag, met wie hij leuke dingen kan doen en uit wie hij soms materieel voordeel kan halen. Je kunt onderscheid maken tussen bonding en bridging sociaal kapitaal.

Volgens sommige auteurs (Szreter, 2002; Woolcock en Narayan, 2000) wordt in dat onderscheid van Putnam tussen bonding en bridging de rol van de overheid bij het creëren van sociaal kapitaal echter onderschat. Gemeenten subsidiëren bijvoorbeeld steeds vaker ‘sociale makelaars’ die zorgen voor communicatie tussen de overheid en de gemeenschap. Deze sociale makelaars moeten aan de verwachtingen van beide groepen kunnen voldoen; ze hebben een positie als bemiddelaar. Zo kunnen ze zorgen voor een derde vorm van sociaal kapitaal: linking. Een voorbeeld van dit soort sociale makelaars zijn de ‘buurtmoeders’ in Capelle aan den IJssel: een groep moeders die allemaal ooit naar Nederland zijn geëmigreerd en nu proberen andere migrantenvrouwen met elkaar en met hulpinstanties in contact te brengen, om zo hun problemen zoals isolement en schulden op te kunnen lossen. In een case study is onderzocht of het netwerk van deze buurtmoeders – met name door linking sociaal kapitaal- de bewoners kan helpen.

Bonding & bridging

Het concept sociaal kapitaal is door Lyda Hanifan al bijna honderd jaar geleden geintroduceerd (Woolcock en Narayan, 2000). Pas in de laatste twee decennia is het begrip echt in de belangstelling gekomen, toen het nieuw leven ingeblazen kreeg in de sociologie door Coleman (1990) en de politicologie door Putnam (1993, 2000, 2004, 2007). Met name die laatste heeft ervoor gezorgd dat sociaal kapitaal veelvuldig in onderzoeken wordt gebruikt (Hooghe, 2003).

Putnam maakt onderscheid tussen bonding en bridging sociaal kapitaal. Bonding sociaal kapitaal bestaat vaak uit sterke banden binnen een homogene groep mensen, bijvoorbeeld een familie. Bridging sociaal kapitaal bestaat vooral uit de zwakke banden in een netwerk, waarmee een brug wordt geslagen naar andere groepen in de samenleving. Volgens Woolcock en Narayan (2000) is voor armen bonding sociaal kapitaal een manier van getting by, oftewel om zich te redden. Het ontbreekt veel armen echter aan bridging sociaal kapitaal voor getting ahead, vooruitgaan. Om vooruitgang en ontwikkeling van arme groepen te realiseren is het daarom van belang dat er een goede balans tussen bonding en bridging sociaal kapitaal wordt gevonden.

Sociaal kapitaal heeft voordelen voor een individu en die gelden ook voor groepen: gemeenschappen met een voorraadje van verschillende sociale netwerken en connecties hebben een betere positie om armoede en kwetsbaarheid tegen te gaan, geschillen op te lossen en nieuwe kansen te benutten. Het ontbreken van sociale banden kan een grote impact hebben. Een belangrijk kenmerk van armoede is het niet lid zijn, of actief uitgesloten worden, van bepaalde sociale netwerken en instituties die gebruikt kunnen worden om een goede baan en huisvesting te vinden (Woolcock en Narayan, 2000).

Netwerkbanden hebben echter niet alleen maar voordelen. Met name een teveel aan bonding sociaal kapitaal kan nadelen hebben voor de samenleving, iets dat Mansvelt Beck eveneens aanstipt in zijn artikel in dit nummer van Blind (Mansvelt Beck, 2010). Er zijn talloze voorbeelden te bedenken van negatieve gevolgen van een teveel aan bonding sociaal kapitaal. Zo hebben maffia-achtige organisaties extreem veel sociaal kapitaal, maar leidt dat niet bepaald tot voordelen voor de samenleving. Je kunt ook denken aan migranten die een hecht netwerk van familieleden en bekenden hebben, waardoor ze zich weliswaar redelijk redden, maar ze onmogelijk de nieuwe taal leren omdat ze in het dagelijks leven slechts de moedertaal spreken met andere migranten.

Linking sociaal kapitaal

Putnams uitleg van het belang van netwerken en de twee vormen van sociaal kapitaal, mist volgens sommige auteurs een belangrijk element. Simon Szreter (2002) stelt dat Putnam bij zijn onderscheid tussen bonding en bridging een essentiële factor over het hoofd ziet: de rol van de staat. Daarom stelt hij voor een derde vorm te gebruiken in onderzoek naar sociaal kapitaal: linking sociaal kapitaal, belichaamd door zogenaamde social brokers (letterlijk: sociale makelaars).

Linking sociaal kapitaal bestaat uit banden tussen mensen of groepen die, net als bij bridging sociaal kapitaal, veel van elkaar verschillen. Daarnaast is er sprake van een verschil in machtspositie en beschikking over hulpbronnen tussen beide partijen, wat bijvoorbeeld goed duidelijk wordt in ontwikkelingswerk waarbij hulporganisaties (met veel middelen en een groot netwerk) relatief arme gemeenschappen helpen. Linking sociaal kapitaal gaat om de verticale relaties tussen deze ongelijke eenheden.

Szreter (2002) geeft een concrete term voor die personen die kunnen zorgen voor linking sociaal kapitaal vanuit de overheid of organisaties. Daarvoor verwijst hij naar antropoloog Eric Wolf (1971) die social brokers omschrijft. Deze social brokers zorgen voor communicatie tussen de overheid en de gemeenschap. Daarvoor moeten ze aan de verwachtingen van beide groepen kunnen voldoen; ze hebben een positie als bemiddelaar. Ze houden de wacht over de relaties die de gemeenschap met het grotere geheel verbinden; hun functie is om gemeenschapsgerichte individuen die hun levenskansen willen verbeteren maar daartoe niet de economische en politieke mogelijkheden hebben, te verbinden met anderen die hen die mogelijkheden kunnen geven. Ze moeten de belangen van twee partijen dienen. Als er een conflict ontstaat, moeten de makelaars dit oplossen; ze kunnen niet voor één van de belangen gaan. Sociale makelaars zijn dus de individuen die linking sociaal kapitaal belichamen.

Gebrek aan sociaal kapitaal

De voorheen gereformeerde stad Capelle is een stad met 65.000 inwoners in een diverse samenstelling: in 2006 bestond 12,9 % van de huishoudens uit Westerse allochtonen en 16,6 % uit niet-Westerse allochtonen; minimahuishoudens maakten 9,8 % van de totale bevolking uit. Deze minimahuishoudens zijn relatief vaak niet-Westers: in 39,2 % van de gevallen (Armoedemonitor Capelle aan den IJssel, 20061).

Er is een aantal (combinaties van) buurten in Capelle die aandachtswijken worden genoemd, omdat hier relatief veel problemen zijn. Er is overlast, veel bewoners zijn sociaal geïsoleerd en er wonen veel werklozen. Deze aandachtswijken zijn de Hoeken, de Hoven, de Rondelen, Florabuurt en Schollevaar-West. De buurtmoeders hebben van de gemeente als opdracht gekregen om zich vooral op deze buurten te richten. Zelf wonen zij ook allemaal in één van de aandachtswijken. De belangrijkste problemen in deze wijken zijn leefbaarheidsproblemen en problemen die te maken hebben met isolement en financiële problemen. Met de eerste soort hebben de buurtmoeders het minst te maken. Het gaat om overlast van hangjongeren of lastige buurtgenoten, ruzies, verloedering, criminaliteit en een gebrek aan begrip tussen verschillende groepen, zoals jongeren en ouderen. De buurtmoeders horen er wel van, maar kunnen er over het algemeen weinig aan doen.

Isolement en financiële problemen spelen wél een grote rol in het werk van de buurtmoeders, en net deze problemen hebben veel te maken met sociaal kapitaal. Veel vrouwen uit de wijken leven sociaal geïsoleerd, of hebben een beperkt netwerk van alleen mensen met dezelfde etnische achtergrond. Hierdoor zijn ze voor instituties onzichtbaar en maken ze geen gebruik van de hulp van instanties die er zijn om de problemen op te lossen. Zo worden de problemen vaak erger en erger.

Het (net)werk van de buurtmoeders

Het project ‘de buurtmoeders’ begon zes jaar geleden voor slechts vier specifieke doelgroepen (Surinamers, Antillianen, Molukkers en Roma). Doel waren het voorkomen van een taalachterstand bij jonge kinderen, een vergroting van de ouderbetrokkenheid bij kinderen en andere moeders en meer empowerment (een vorm van zelfredzaamheid) van moeders. Inmiddels is het doel van de buurtmoeders verschoven naar wat je inderdaad kunt samenvatten als een rol als social broker. Ze staan tussen twee groepen met machtsverschillen en verschillen in beschikking over hulpbronnen, namelijk (kansarme) bewoners en de gemeente. Ze moeten daarbij de belangen van beide groepen behartigen en de communicatie tussen de twee groepen bevorderen. Bovendien verbinden ze individuen die hun levenskansen willen verbeteren met anderen die daarvoor mogelijkheden kunnen geven, door middel van doorverwijzingen.

Het werk van de buurtmoeders bestaat uit allerlei verschillende activiteiten waarmee ze proberen hun netwerk en dat van de vrouwen (en mannen) van hun doelgroep uit te breiden. Ze komen met nieuwe vrouwen in contact door huis-aan-huis-rondes waarbij ze bij alle huizen in een straat of flat aanbellen; ze organiseren koffieochtenden op basisscholen; ze informeren bewoners over activiteiten in de buurt en nemen hen er mee naartoe; ze houden spreekuren waarbij ze bewoners doorverwijzen naar organisaties die hen verder kunnen helpen. Op deze manier bereiken de moeders per jaar honderden migrantenvrouwen, en kunnen ze hen helpen een stapje verder te komen bij het oplossen van hun problemen.

Vertrouwen en reciprociteit

Reciprociteit en vertrouwen zijn belangrijke kenmerken van sociaal kapitaal, die steeds opnieuw moeten worden verworven en in stand gehouden (Woolcock en Narayan, 2000). Deze twee elementen spelen ook een sleutelrol in het werk van de buurtmoeders. Het grootste deel van hun werk zou onmogelijk zijn zonder het vertrouwen dat de buurtmoeders van de bewoners weten te winnen. Om erachter te komen welke problemen er bij iemand spelen, is vertrouwen een belangrijke voorwaarde, en het vertrouwen winnen van bewoners is dan ook één van de eerste dingen die de buurtmoeders proberen te doen.

Dit is precies waar duidelijk wordt waarom er sociale makelaars nodig zijn om linking sociaal kapitaal te bereiken: zij kunnen de link leggen tussen bewoners en instanties, omdat ze de taal van beide groepen spreken. Er zijn verschillende verklaringen te bedenken waarom de buurtmoeders het vertrouwen van bewoners weten te winnen, iets dat vertegenwoordigers van de gemeente steeds maar niet lukt. Ten eerste staan de buurtmoeders dichterbij de bewoners omdat ze veel problemen zelf ook hebben meegemaakt. Eén van de buurtmoeders is bijvoorbeeld uit het Midden-Oosten gevlucht en is net als veel Nederlanders in Nederland begonnen met helemaal niets. Een andere moeder kwam als één van de eerste Antilliaanse migranten naar Capelle, en weet hoe het is om zonder achterban in een stad te wonen. Een derde moeder was immobiel omdat ze nooit had leren fietsen, wist haar angst opzij te zetten en leerde het alsnog. Ten tweede stralen de buurtmoeders niet uit dat ze iets met de gemeente te maken hebben. Veel van de bewoners moeten niks hebben van officiële instanties, omdat ze er bang voor zijn en niet beseffen dat die hen ook juist zouden kunnen helpen. Ten derde nemen de buurtmoeders de tijd om vertrouwen op te bouwen. Waar een gemeenteambtenaar een heel takenpakket heeft af te werken, kunnen de buurtmoeders het zich veroorloven veel tijd in één persoon te steken. Het komt voor dat ze tijdenlang elke week bij een bewoner langsgaan, thee drinken en over koetjes en kalfjes praten, voordat de echte problematiek ter sprake komt en er concrete hulpstappen worden gezet. Tegelijkertijd staan de buurtmoeders dichtbij de gemeente, die hen op de hoogte houdt van de ontwikkelingen die voor de bewoners van belang zijn.

Conclusie

Twee van de drie belangrijkste problemen bij de doelgroep van het buurtmoederproject hebben te maken met sociaal kapitaal: isolement en financiële problemen. Isolement heeft heel direct te maken met sociaal kapitaal, omdat het gelijk staat aan een gebrek aan een sociaal netwerk. Financiële problemen indirect, omdat ze niet ontstaan door een gebrek aan sociaal kapitaal, maar wel gemakkelijker opgelost kunnen worden als de persoon meer linking sociaal kapitaal om zich heen heeft. Juist het beschikken een uitgebreid, gevariëerd netwerk kan bijdragen aan de oplossing van problemen, als bewoners in contact kunnen komen met organisaties die hen helpen met bijvoorbeeld schuldsanering of als ze leren wat de gemeente en overheid voor regelingen hebben die financiële problemen kunnen verkleinen.

Hoewel de gemeente Capelle aan den IJssel alle kansarme bewoners wil bereiken met het buurtmoederproject, bereiken de moeders bijna alleen allochtone vrouwen, vooral die van hun eigen achtergrond – en netwerk. Chinese en Molukse vrouwen bijvoorbeeld, staan qua taal en cultuur eigenlijk nog te ver af van de buurtmoeders om bereikt te kunnen worden. Ook mannen en Nederlandse vrouwen worden nauwelijks bereikt, waardoor een deel van de probleemgroep alsnog gemist wordt door de buurtmoeders. De kracht van de sociale makelaar, het winnen van vertrouwen (van in dit geval kansarme vrouwen) is meteen ook de zwakte: ze kan niet ingezet worden voor iederéén met problemen, maar alleen voor die bewoners waar ze genoeg feeling mee heeft.

Noten en/of literatuur

Armoedemonitor Capelle aan den IJssel, Groningen, 2006.

Bourdieu, P., “The Forms of Capital”, in: John G. Richardson, Handbook of Theory and Research for Sociology of Education, New York, 1986.

Granovetter, M. S., “The Strength of Weak Ties”, in: American Journal of Sociology, 78, p. 1360-1380, 1973.

Hooghe, M., Sociaal kapitaal in Vlaanderen: verenigingen en democratische politieke cultuur, Amsterdam, 2003.

Putnam, R.D., Making Democracy Work. Civic Traditions in Modern Italy, Princeton, 1993.

Putnam, R.D., Bowling alone: the collapse and revival of American community, New York, 2000.

Putnam, R.D. , “E Pluribus Unum: Diversity and Community in the Twenty-first Century. The 2006 Johan Skytte Prize Lecture”, in: Scandinavian Political Studies, 30: 2, p 137-174, 2007.

Szreter, S., “The state of social capital: Bringing back in power, politics, and history”, in: Theory and Society, 31, p. 573-621, 2002.

Wolf, E.R., “Aspects of Group Relations in a Complex Society: Mexico”, in: Theodor Shanin (ed.), Peasants and Peasant Society, Harmondsworth, 1971.

Woolcock, M. en D. Narayan, “Social Capital: Implications for Development Theory, Research, and Policy”, in: The World Bank Research Observer, vol. 15, no. 2, p. 225-249, 2000.

Woolcock, M., “The Place of Social Capital in Understanding Social and Economic Outcomes”, in: Canadian Journal of Policy Research, p. 65-88, 2001.

Anna Vossers heeft de bachelor Sociologie afgemaakt aan de Universiteit van Amsterdam en volgt momenteel een premaster Journalistiek aan de Vrije Universiteit. Naast haar studie is zij tevens redacteur van Blind.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *