Verstoord perspectief
Het is eerste kerstdag en een familie zit gezellig aan tafel te eten. Voor het dessert kan worden opgediend, ontstaat er echter een enorme ruzie tussen een aantal familieleden. De ruzie loopt dusdanig uit de hand dat sommige aanwezigen voortijdig vertrekken. Wanneer men twee maanden of zelfs twee dagen later aan iedereen vraagt wat er die bewuste avond precies gebeurde, zal geen enkel verslag hetzelfde zijn. Niet alleen had ieder familielid op het moment van de ruzie een andere rol, iedereen heeft ook de gebeurtenis volgens zijn eigen perspectief verwerkt. In ieders hersenen wordt immers alle binnenkomende zintuiglijke informatie geanalyseerd, omgevormd en begrepen met behulp van alle relevante informatie die zich reeds in het brein bevond. Hieruit volgt dat geen enkele herinnering objectief kan zijn. Men kan slechts proberen de werkelijkheid te reconstrueren met behulp van alle verschillende verhalen die er van een bepaalde gebeurtenis bestaan.
Ook in een roman zal elk personage het verhaal anders vertellen. Sommige vertellers blijken zelfs onbetrouwbaar te zijn. Dit kan zijn omdat een personage bewust een ander verhaal vertelt, of doordat zijn perspectief sterk afwijkt van de andere personages, zoals in het geval van een groot leeftijdsverschil of een psychische stoornis. Een stoornis in het brein van een personage kan ervoor zorgen dat zijn perspectief zodanig wordt vervormd, dat de lezer zijn verhaal waarschijnlijk niet klakkeloos zal aannemen. Drie voorbeelden van cultuurproducten waarin de hoofdpersoon een verstoord perspectief heeft, zijn de romans The curious incident of the dog in the night-time (2003) en Hersenschimmen (1984) en de film Memento (2000).
In dit artikel zal er per werk worden onderzocht hoe de hersenstoornis van het hoofdpersonage en de narrativiteit op elkaar inwerken. Er zal worden bekeken hoe verstoord perspectief zijn uitwerking heeft op de vertelling, waarbij ik gebruik wil maken van theorieën over narratologie van onder anderen Mieke Bal. Na een close reading van de drie werken, zal ik een vergelijking maken tussen de verschillende manieren waarop in de drie werken het perspectief wordt gemanipuleerd om de stoornis van de hoofdpersoon vorm te geven en te zorgen voor suspense, een narratieve techniek die zorgt voor dramatisering (Pisters, p. 38).
Er is sprake van suspense wanneer de lezer meer cruciale kennis heeft dan een personage (Pisters, pp. 57-58). Suspense kan ook worden gezien als het opschorten van de tijd van het weten, het uitstellen van orde. De lezer wacht ongeduldig af totdat hetgeen wat hij al weet bekend wordt bij de hoofdpersoon. De vraag is hoe en op welke manier er in de verschillende werken wordt gespeeld met suspense. Ten slotte wil ik onderzoeken of er thema’s zijn die in elk werk terug te vinden zijn en of die een duidelijke band hebben met het gebruik van verstoord perspectief.
In plaats van de vage term ‘perspectief’ introduceerde Gérard Genette in 1980 de term ‘focalisatie’ om verschillende manieren van vertellen aan te duiden. Zoals William Nelles stelt in zijn artikel ‘Getting focalization into focus’, gaat het bij focalisatie om de vraag naar de relatie tussen verteller, personage en lezer. Volgens Genette zijn er drie mogelijkheden: een vertelling is non-gefocaliseerd of nul gefocaliseerd (de verteller vertelt meer dan het personage weet: een alwetende verteller), intern gefocaliseerd (de verteller vertelt alleen wat een personage weet: een selectieve verteller) of extern gefocaliseerd (de verteller vertelt minder dan het personage weet: een objectieve verteller) (Nelles, p. 367; Hedges, p. 290). Volgens Genette echter focaliseert alleen de verteller (Nelles, p. 368). Dit in tegenstelling tot de visie van Mieke Bal, waarin focalisatie los kan staan van de vertelfunctie. Ik zal in dit artikel haar theorie over focalisatie volgen, waarbij ik Genettes onderscheid in interne, externe en non-focalisatie toepas.
The curious incident
The curious incident of the dog in the night-time, geschreven door Mark Haddon, gaat over de vijftienjarige Christopher Boone die bij zijn vader woont. Hij zit op een speciale school en krijgt les van lerares Siobhan. Op een dag vindt hij het lijk van de hond van de buurvrouw. Geïnspireerd door zijn grote held Sherlock Holmes, besluit Christopher te onderzoeken wie de hond vermoord heeft. Door zijn speurwerk komt hij er uiteindelijk achter dat zijn moeder helemaal niet gestorven is, zoals zijn vader twee jaar lang heeft beweerd, maar dat zij hen heeft verlaten.
Het lijkt erop dat Christopher aan het syndroom van Asperger, een stoornis binnen het autismespectrum, lijdt, maar in het boek wordt slechts gesproken over behavioural problems (Haddon, p. 59). Het syndroom van Asperger wordt gekenmerkt door een verstoring van het functioneren van de patiënt in de samenleving, doordat hij moeite heeft met sociale interactie en bovendien zich herhalende en stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten vertoont. Christopher lijkt een verstoorde theory of mind te hebben, een psychologische beschrijving van het feit dat hij zich slecht kan inleven in de gevoelens, verlangens en intenties van anderen (Aylward). Christopher kan simpele situaties waarin hij een theory of mind nodig heeft wel aan, maar hij is nauwelijks in staat zich andermans gedachten en gevoelens voor te stellen. Aangezien Haddon de eerste persoon heeft gebruikt om de belevingswereld van Christopher op de lezer over te brengen, krijgt de lezer veel te maken met de (interpretatie)problemen die Christopher, soms onbewust, ondervindt.
Christopher, die zowel verteller als personage is, kan worden aangeduid als een interne verteller. Het hele verhaal wordt vanuit Christopher verteld, waarbij hij af en toe mensen in zijn directe omgeving aan het woord laat. De visie die wordt gepresenteerd is steeds die van de verteller. Zo bekijken wij de verhaalwereld door Christophers ogen, die van zijn moeder en af en toe door de ogen van secundaire woordvoerders in de weergegeven dialogen. Behalve een interne verteller is Christopher dus ook een interne focalisator.
De secundaire woordvoerders helpen niet alleen bij het vertellen van het verhaal, ze treden ook op, zodat de lezer Christophers wereldbeeld kan toetsen, wat zorgt voor suspense. De belangrijkste secundaire woordvoerder is de moeder van Christopher. In haar brieven krijgt de lezer een andere kijk op de omstandigheden, die tot dan toe alleen zijn beschreven door Christopher. Het verschil met Christophers eigen relaas onderstreept ten eerste hoe verschillend twee mensen de werkelijkheid ervaren en ten tweede hoe zeer een geestelijke stoornis een juiste inscriptie van de werkelijkheid onmogelijk maakt. Het geestelijk vastleggen van de werkelijkheid is niet alleen moeilijk voor Christopher omdat hij het gedrag van andere mensen niet begrijpt, maar vooral ook omdat zijn stoornis ervoor zorgt dat hij makkelijk om de tuin kan worden geleid. Hij gelooft immers letterlijk wat men hem vertelt, omdat hij het fenomeen ‘liegen’ niet begrijpt. De brieven van Christophers moeder laten dus zien hoe verstoord Christophers beeld van de werkelijkheid is, maar vooral ook dat er eigenlijk aan elke verteller moet worden getwijfeld, omdat de geschiedenis altijd zal worden vervormd door de subjectieve ervaring van het personage.
Ook andere personages komen aan het woord, vaak in de dialogen die Christopher opvangt of met hen voert. Ook gebruikt Christopher de indirecte rede om verslag te doen van een gesprek, zoals in het volgende citaat blijkt uit een gesprek met Siobhan, zijn lerares:
Siobhan asked whether Father had hit me and I said I didn’t know because I got very cross and it made my memory go strange. And then she asked if Father had hit me because he was angry. And I said he didn’t hit me, he grabbed me, but he was angry. (p. 114)
In dit citaat is op de eerste plaats heel duidelijk te zien dat Christopher een wel erg letterlijke vertaling maakt van het daadwerkelijke gesprek met Siobhan naar de indirecte rede. Dit komt voort uit het feit dat Christopher ook alles ervaart als letterlijk. Hij interpreteert de vraag van Siobhan, of zijn vader hem had geslagen omdat hij kwaad was, zo letterlijk dat hij het nodig vindt om een heel specifiek antwoord te geven: ‘he didn’t hit me, he grabbed me, but he was angry.’ Christophers taalbegrip strookt niet met dat van andere mensen. Zijn stoornis zorgt ervoor dat zijn interpretatie ver afstaat van de interpretatie die voor de hand ligt. Dit creëert suspense, doordat de lezer beter in staat is het doen en laten van de personages te interpreteren met behulp van zijn theory of mind dan Christopher, waardoor de lezer zich zal afvragen hoe de vijftienjarige hoofdpersoon zal gaan reageren. Bovendien leert de lezer Christophers karakter steeds beter kennen. Hij zal nieuwsgierig zijn en proberen te voorspellen hoe Christopher omgaat met bepaalde situaties. Alledaagse gebeurtenissen, zoals het kopen van een treinkaartje, krijgen een heel ander karakter wanneer Christopher het probeert. De lezer vraagt zich af op welke manier Christopher dat nu weer zal gaan aanpakken.
Christopher beschrijft de wereld met een enorm oog voor detail. Deze eigenschap heeft een groot nadeel, want als Christopher wordt geconfronteerd met nieuwe situaties krijgt hij zoveel nieuwe informatie te verwerken dat hij helemaal van de kaart raakt: ‘[his] mind goes into overload’ (Gilbert, p. 246). Een goed voorbeeld hiervan is wanneer hij in de stationshal van de metro zit, waar zoveel reclame en geluiden zijn dat Christopher pas na vijf uur in staat is de metro te nemen naar zijn moeders huis.
Het bekende is heel belangrijk voor Christopher, omdat hij onbekende situaties en vreemde mensen eigenlijk nauwelijks aankan. Daarom houdt hij ook niet van veranderingen. Het liefst zou hij voor altijd bij zijn vader blijven wonen, naar de speciale school gaan en wiskunde studeren. Hij kan niet bedenken dat dit geen realistisch beeld is van zijn eigen toekomst. Tijd is voor Christopher dus eigenlijk irrelevant; hij denkt over het leven niet als een opeenvolging van verschillende fases, zoals andere mensen dat doen wanneer ze in de toekomst kijken. De roman is een beschrijving van de overgang van een levensfase van Christopher naar een volgende, een verandering die erg moeilijk voor hem is. In de eerste fase woont hij bij zijn vader en is hij in de veronderstelling dat zijn moeder dood is, in de volgende fase woont hij bij zijn beide gescheiden ouders. Beide fases worden door Christopher echter ervaren als zo goed als onveranderlijk. Hij vindt het fijn om in een onveranderlijke toestand door te blijven leven met af en toe een uitdaging in de vorm van een interessante puzzel of een ingewikkeld wiskundig probleem.
Het liefst zou Christopher willen dat het leven in elkaar steekt volgens wiskundige maatstaven. Dat is ook de manier waarop hij moeilijke dingen in de realiteit aanpakt: als puzzels die net als wiskundige vraagstukken opgelost kunnen worden. Het cynische van het verhaal is dat Christopher juist in een poging om de wereld te ordenen in zijn detectivespel, ervoor zorgt dat zijn leven meer op zijn kop komt te staan dan ooit. Het lijkt alsof hij moet leren dat problemen in de realiteit niet kunnen worden opgelost met methodische regels. Maar uit de woorden op de laatste pagina blijkt dat hij weinig heeft geleerd. De wereld om Christopher heen verandert in de loop van de tijd, terwijl Christopher stil blijft staan in zijn eigen wereld.
Hersenschimmen
Hersenschimmen, van J. Bernlef, vertelt het verhaal van de bejaarde Maarten Klein die langzamerhand de weg in zijn gedachten kwijtraakt door snel voortschrijdende dementie. Jaren geleden is Maarten met zijn vrouw Vera geëmigreerd naar het Amerikaanse kustplaatsje Gloucester. Gedurende een strenge winter verliest Maarten zichzelf steeds meer in waanbeelden en herinneringen. Uiteindelijk is de dementie zo vergevorderd dat Maarten terechtkomt in een verpleegtehuis.
De lezer ervaart alles via de gedachten van Maarten, die net als Christopher in The curious incident kan worden aangeduid als een interne verteller. In Hersenschimmen is er geen belangrijke secundaire verteller, zoals de moeder in The curious incident. Er zijn echter wel een aantal secundaire woordvoerders die heel belangrijk zijn voor het afzetten van de gedachten van Maarten tegen de werkelijkheid. Vooral Vera zorgt veelvuldig voor informatie waarmee de lezer kan afleiden wat er werkelijk aan de hand is.
Maarten Klein is als primaire verteller ook degene die focaliseert, behalve op de momenten dat Vera of een andere secundaire woordvoerder aan het woord is. Er is dus sprake van interne focalisatie. In The curious incident zorgt de keuze voor Christopher als verteller van begin tot eind voor dezelfde vertekening van de werkelijkheid. In Hersenschimmen is er echter sprake van een opbouw in de mate van vertekening, omdat de ervaringen van Maarten de werkelijkheid, naar mate het verhaal vordert, steeds minder goed gaan representeren. In tegenstelling tot Christopher uit The curious incident, die heel goed weet en erkent dat hij anders denkt dan andere mensen, blijft Maarten zijn steeds groter wordende geestelijke verwarring ontkennen en probeert deze ook te verbergen voor Vera. Dit zorgt meteen al voor suspense: de lezer zal zich afvragen of Vera door zal krijgen wat er met haar man aan de hand is.
Op de laatste bladzijdes van het boek zijn er een aantal perspectiefwisselingen, Maarten duidt zichzelf niet langer aan met ‘ik’ maar ook met ‘hij’ en ‘jij’: ‘Sta eens op jij… ga die piano eens van dichtbij inspecteren… hij loopt naar een trappetje aan de zijkant van het podium.’ (Bernlef, p. 141) Maarten wordt steeds meer een object dat zelf niets meer kan doen en alleen nog door anderen wordt gestuurd, uiteindelijk wordt hij dan ook aangeduid met ‘het’:
Zij brengen het naar een ruimte met bedden… zij zetten het op de rand van zo’n bed… zij kleden het uit… zij doen het een pyjama aan (…) zij duwen een pil in zijn keel… zij gieten er water doorheen alsof hij een trechter is… (p. 143)
De perspectiefwisselingen benadrukken dat het verhaal steeds minder gaat over een man die vertelt over zijn leven, maar steeds meer over een zielloos ding, waar tijd geen rol meer voor speelt.
Maartens notie van tijd verslechtert met de dag. Af en toe herbeleeft hij zijn herinneringen zonder zich nog bewust te zijn van de realiteit. Veel pijnlijker is echter dat sommige herinneringen simpelweg uit zijn geheugen zijn verdwenen. Het bladeren door een fotoboek confronteert hem met al zijn vergeten herinneringen. Het is niet voor niets dat hij het fotoboek uiteindelijk verscheurt en verbrandt; alle foto’s zijn verworden tot plaatjes zonder betekenis. Maarten probeert een werkelijkheid op te bouwen met behulp van dingen uit het heden en het verleden, maar uiteindelijk lukt zelfs dat niet meer. De tijd ontglipt hem en geeft niet langer betekenis. Dit wordt geïllustreerd door de perspectiefwisselingen die alleen een bepaalde toestand beschrijven zonder dat er nog enig tijdsbesef bij komt kijken.
De thematiek van Hersenschimmen is belangrijk voor de structuur van het narratief. Van Teylingen noemt bij zijn omschrijving van de thematiek van Hersenschimmen onder andere taal ‘als hulpmiddel bij uitstek om de werkelijkheid te ordenen’ (p. 6). Christopher uit The curious incident ervaart taal als een instrument om vooral de zichtbare dingen in de wereld aan te duiden, terwijl Maarten maar al te goed weet dat taal ook kan dienen om er de werkelijkheid mee te manipuleren. Maarten krijgt een probleem met taal op het moment dat hij minder grip krijgt op de werkelijkheid. De taal in zijn hoofd gaat op in herinneringen en correspondeert steeds minder met de realiteit van het moment. Het lukt Maarten steeds minder goed om betekenis te koppelen aan taal om daarmee de werkelijkheid te kunnen ordenen en vast te leggen. Het is dan ook geen wonder dat zijn communicatie met de mensen om hem heen enorm verslechtert en hem in een isolement plaatst. Zowel Maarten als Christopher hebben een probleem met het verwerken van de werkelijkheid en zijn niet in staat deze op een juiste manier te beschrijven of vast te leggen.
In het begin voert de schrijver Maarten op als primaire interne verteller en focalisator. Zowel de stroom van Maartens gedachten als de taaluitingen die hij hoort, worden geregistreerd. Hoe erger de dementie wordt, hoe minder Maarten aan zichzelf begint te twijfelen. In het begin kan hij nog constateren dat er iets mis is en er vervolgens iets anders de schuld van geven: ‘Er schort sinds kort iets aan mijn denken. Of zou het aan mijn Engels liggen?’ (Bernlef, p. 3) De suspense in het boek komt voornamelijk voort uit de discrepantie tussen Maartens denken en de werkelijke wereld. De orde van Maartens innerlijke wereld brokkelt af en daarmee raakt hij de werkelijkheid langzaam kwijt. Er kan in Maartens gedachtenstroom geen orde meer worden gebracht en deze afwezigheid van orde schept suspense.
Maarten raakt het betekenissysteem dat nodig is om de werkelijkheid te representeren langzaam kwijt en leeft daardoor in meerdere mogelijke werkelijkheden. Hierdoor verslechtert ook zijn contact met Vera, de liefde van zijn leven. Ten slotte is Maarten de enige die zijn eigen taal nog kan begrijpen (Van Teylingen, p. 7). De taal die door de buitenwereld wordt gesproken, brokkelt langzaam af tot slechts enkele simpele vragen en opmerkingen van de verpleging.
Memento
Voormalig verzekeringsinspecteur Leonard Shelby lijdt aan anterograde amnesie waardoor hij geen nieuwe herinneringen kan maken en slechts voor vijftien minuten of minder weet waar hij mee bezig is. Hij is op zoek naar de moordenaar van zijn vrouw en gebruikt tatoeages, aantekeningen en polaroids om de moordenaar op te sporen. Hierbij wordt hij geholpen (of juist niet) door Teddy, een rechercheur, en Natalie, een barvrouw.
Memento, geregisseerd door Christopher Nolan, is een ingewikkelde film, omdat het verhaal in omgekeerde volgorde wordt verteld en omdat Leonard een zeer onbetrouwbare verteller is, wat veroorzaakt wordt door zijn geheugenverlies, dat hij zelf zijn condition noemt. Voor een precieze analyse en interpretatie van het complexe verhaal van Memento met uitleg van alle verbanden, betekenisvolle en valse signalen, kan het beste ‘Everything you wanted to know about Memento’, een artikel van Andy Klein, worden gelezen. Ik zal mij richten op de narratieve structuur en dan met name op het gebruikte perspectief en hoe bepaalde thema’s daardoor worden benadrukt.
In een narratief kan de volgorde waarin het verhaal wordt verteld, de syuzhet, sterk afwijken van de chronologische structuur van het verhaal, de fabula. Wanneer we de narratieve structuur van Memento onder de loep nemen, blijkt de syuzhet veel complexer in elkaar te steken dan op het eerste gezicht gedacht. De film is opgebouwd uit een opeenvolging van afwisselend zwart-witscènes en scènes in kleur. De scènes in kleur zijn over het algemeen langer dan de scènes in zwart-wit en vertellen het verhaal in omgekeerde volgorde. De toeschouwer ziet aan het eind van elke scène het begin van de scène die eraan voorafging. De zwart-witscènes echter volgen elkaar in chronologische volgorde op en representeren de gebeurtenissen die plaatsvonden vóór het gedeelte van het verhaal dat wordt verteld door de scènes in kleur. Je zou kunnen zeggen dat het verhaal dus tegelijkertijd vanaf het begin en vanaf het einde naar het midden toe wordt verteld, hoewel het tijdsbestek van de zwart-witscènes minder groot is dan dat van de scènes in kleur. Ook al vinden de gebeurtenissen in de zwart-witscènes chronologisch gezien eerder plaats, het zijn aanvankelijk de scènes in kleur die de hoofdlijn van het verhaal vertellen. De kleurenscènes beginnen met het chronologische einde van het verhaal, het moment dat Leonard Teddy vermoord. Deze gebeurtenis zorgt voor een enorme suspense, de kijker weet dat Leonard Teddy heeft vermoord, maar waarom? De speciale structuur zorgt ervoor dat de kijker blijft gissen naar wat er eerder is gebeurd.
Het is moeilijk om in films op dezelfde manier te spreken over vertellers zoals men dat gewend is te doen bij het analyseren van literatuur. Er is een duidelijk verschil tussen een interne verteller, een karakter die het verhaal vertelt, en een externe verteller, een verteller die vaak onzichtbaar is en geen rol heeft binnen het verhaal. Met dit verschil in gedachten kan worden geconstateerd dat eigenlijk elke film wordt verteld door een externe verteller, behalve in het zeldzame geval dat elk beeld gefilmd is vanuit één personage. Dit laatste is in Memento zeker niet het geval en Leonard kan dus niet worden aangewezen als primaire verteller. Hij is echter wel de belangrijkste secundaire verteller. Hij vertelt immers als ik-persoon uit het heden iets dat hij meegemaakt heeft in het verleden: het verhaal van Sammy Jankis. Parallel aan de scènes in kleur vertelt Leonard in de zwart-witscènes dit verhaal.
In haar artikel ‘Form and meaning in the French film, II: narration and point of view’ stelt Inez Hedges dat externe focalisatie in film op twee manieren kan plaatsvinden. Ten eerste kan externe focalisatie optreden via de soundtrack van de film, bijvoorbeeld in een situatie waarin de dialoog tussen twee personages wordt gemaskeerd door een ander geluid of stilte op de soundtrack. Externe focalisatie kan ook optreden via het beeld wanneer een of meerdere personages van het scherm wegkijken en op iets reageren wat de verteller niet laat zien. Wanneer we wel het object zouden zien waarop de personages reageren, dan moeten we volgens Hedges spreken over interne focalisatie. In een film kan er volgens Hedges sprake zijn van een samensmelting van interne focalisatie en non-focalisatie. In het geval van zo’n ‘duaal perspectief’ vertelt de verteller meer dan het personage weet én impliceert hij wat het personage denkt, waardoor de verteller zich dus ten dele identificeert met het perspectief van dit personage, aldus Hedges. Ik denk dat dit precies de manier is waarop er in Memento wordt gefocaliseerd.
Ook al is Leonard niet de primaire verteller, toch krijgt de kijker alleen de gebeurtenissen voorgeschoteld waarbij hij aanwezig of in de buurt is. Nooit zien we Natalie of Teddy zonder Leonard. Hieruit blijkt dat de verteller voornamelijk impliceert wat Leonard denkt en zich met het perspectief van Leonard identificeert. Ook de flashbacks die de kijker voorgeschoteld krijgt, zijn herinneringen van Leonard en niet die van een ander personage. Hiermee is voldaan aan de eerste voorwaarde voor duaal perspectief, de interne focalisatie. Toch ziet de onzichtbare externe verteller meer dan Leonard. Een goed voorbeeld hiervan zijn de shots in scène F waarin Natalie de pennen van haar dressoir in haar tas stopt. Het is duidelijk dat Leonard zich er niet van bewust is dat Natalie de pennen in haar tas stopt, maar de kijker krijgt het wel te zien. De verteller is in wezen telkens bezig de voorgaande scènes, die chronologisch gezien in de toekomst liggen, te verklaren door in te zoomen op essentiële gebeurtenissen zoals het moment waarop Natalie de pennen meeneemt. In scène C wordt het gegrinnik van de man aan de bar in Natalies café betekenisvol in beeld genomen, omdat de verteller al weet wat er daarvoor is gebeurd; Leonard kan er echter geen betekenis aan geven vanwege zijn condition. Als kijker begrijp je achteraf pas waarom een bepaalde gebeurtenis zo veel aandacht krijgt. Een voorbeeld van deze non-focalisatie, waarbij de verteller duidelijk meer weet dan het personage, zijn de beelden van Natalie in bed, terwijl Leonard in de badkamer is (scène E). Leonard ziet Natalie niet, terwijl de verteller haar wel laat zien. Deze non-focalisatie samen met de interne focalisatie maakt dat Memento een film is waarin gebruik wordt gemaakt van duaal perspectief, zoals Hedges dat definieert.
Naar mijn mening wordt het interne perspectief extra versterkt door het gebruik van de ingewikkelde plot, waarin de chronologie zo is gemanipuleerd, dat de kijker aanvankelijk evenveel weet als de protagonist zelf. Naarmate de film vordert neemt de kennis van de kijker toe, terwijl die van Leonard hetzelfde blijft, waaruit blijkt dat er ook sprake is van non-focalisatie. Het verschil tussen de interne en non-focalisatie zorgt voor een suspense die sterk benadrukt dat Leonard, in tegenstelling tot de kijker, niets kan onthouden. Hij probeert door middel van taal en beeldtaal de werkelijkheid vast te leggen, maar dit is niet voldoende. Waar Christopher uit The curious incident duidelijk moeite heeft met het vastleggen en duiden van de werkelijkheid en Maarten uit Hersenschimmen in zijn aftakeling steeds minder goed in staat is om de realiteit te registreren, heeft Leonard het probleem dat hij maar vijf tot vijftien minuten lang gebeurtenissen kan vastleggen voordat hij ze weer kwijtraakt.
Het is de vraag of Leonard echt iets aan zijn eigen situatie wil doen. Het lijkt erop dat hij er in het verleden niet erg zijn best voor heeft gedaan om te onthouden dat hij John G. heeft vermoord. Wanneer Teddy hem bovendien de situatie uitlegt en hem vertelt hoe Leonards vrouw werkelijk is overleden, weigert Leonard dit te accepteren en gebruikt hij zijn eigen systeem om zichzelf later te laten geloven dat Teddy zijn vrouw heeft vermoord (scène 22A). Net als Christopher uit The curious incident bevindt hij zich in een bepaalde fase in zijn leven, waar hij geen afscheid meer van kan nemen. Leonard heeft zichzelf geconditioneerd om de gebeurtenissen in zijn eigen leven te projecteren op Sammy Jankis. Hij heeft zichzelf laten geloven dat zijn vrouw de overval van de twee junkies niet overleefde, terwijl dat volgens Teddy wel het geval is en ze uiteindelijk is overleden aan een overdosis insuline, toegediend door Leonard in een serie prikken, die hij steeds weer vergat vanwege zijn condition. Leonard is niet meer in staat de realiteit van het heden op te slaan, maar ook niet in staat om zijn werkelijke verleden te aanvaarden.
Na verloop van tijd heeft hij zijn systeem van taal op briefjes, politierapporten, polaroids en tatoeages gebruikt om de werkelijkheid te manipuleren en zijn eigen verzinsels te bevestigen. Zodoende kan hij in principe altijd door blijven gaan met het zoeken naar de mogelijke moordenaar, omdat de taal om hem heen en de wraakgevoelens die hij ervaart hem daartoe dwingen. De interne focalisatie benadrukt Leonards afhankelijkheid van de geschreven taal; hij gebruikt die informatie om de moordenaar te vinden. Ondertussen ervaart de kijker steeds meer hoe kwetsbaar Leonards idee van de werkelijkheid is voor de manipulaties van anderen en van hemzelf.
Conclusie
In dit artikel heb ik per werk bekeken hoe de hersenstoornis van het hoofdpersonage en de narrativiteit op elkaar inwerkten. Bij een vergelijking van de drie werken valt allereerst op dat degene die de stoornis heeft ook in alle drie de werken de belangrijkste focalisator is. Aangezien er in de literatuur vaker over deze mensen wordt verteld dan dat er een blik wordt gegeven vanuit de ogen van die mensen zelf, geeft de toegepaste interne focalisatie een extra dimensie aan het verhaal. Het gebruik van voornamelijk interne focalisatie is cruciaal voor het overbrengen van de vertekende manier waarop het personage de wereld ervaart. De vorm die de interne focalisatie aanneemt komt voort uit de stoornis van het personage, maar andersom wordt de stoornis van de hoofdpersoon neergezet met behulp van interne focalisatie. Memento gaat nog verder in de wisselwerking tussen de narrativiteit en de stoornis, door de kijker aanvankelijk ook op te schepen met de uitwerking van geheugenverlies.
Toch zit de kijker of lezer in deze drie werken niet geheel vast in de verstoorde visie van de hoofdpersoon. In beide romans is er sprake van een aantal secundaire woordvoerders, in de film van duaal perspectief, waardoor er naast interne focalisatie ook non-focalisatie plaatsvindt. Dit betekent dat de lezer zo af en toe ook informatie krijgt van andere karakters, wiens visie weliswaar gekleurd maar niet zo verstoord is als die van de hoofdpersoon. Met behulp van deze kennis en de wetenschap dat de hoofdpersoon een verstoorde visie heeft, kan de lezer het verhaal van de primaire verteller, die ook de interne focalisator is, kritisch bekijken en interpreteren.
Mede door de verstoorde focalisatie ontstaat er suspense. Dit speelt een belangrijke rol bij het lezen van de drie werken. In Memento is men voortdurend bezig te achterhalen wat er in het verleden is gebeurd waardoor het heden is ontstaan. Bovendien is er af en toe discrepantie tussen de interne focalisatie en de non-focalisatie. In The curious incident is er steeds weer een situatie of gebeurtenis waarvan de lezer zich zal afvragen hoe Christopher erop zal reageren met zijn verstoorde theory of mind. De secundaire woordvoerders, vooral de moeder, geven de lezer een andere kijk op de verhaalwereld dan die van Christopher, wat zorgt voor de nodige suspense. In Hersenschimmen ontstaat de suspense vanuit de spanning die er bestaat tussen de werkelijke verhaalwereld en de steeds kleiner wordende wereld in Maartens hoofd. Er wordt een gevoel van medelijden opgewekt wanneer de lezer beseft dat hij Maartens wereld beter begrijpt dan de oude man zelf. De lezer weet meer dan Maarten, aangezien hij Maartens ervaringen kan afzetten tegen de uitspraken van secundaire woordvoerders als Vera. De constante opschorting van orde en de toename van wanorde in Maartens beleving veroorzaken een voortdurende suspense.
Er zijn twee thema’s die in elk besproken werk belangrijk zijn. Het eerste thema is de betekenisloosheid van tijd. In Hersenschimmen worden tijden aanvankelijk door Maarten door elkaar gehaald, hij vraagt zich af of het middag is of avond en raakt verstrikt in zijn eigen herinneringen. Wanneer hij belandt in het verpleegtehuis is de betekenis van tijd compleet uitgehold. De hoofdpersoon van Memento zit vast in een eindeloze loop waarin hij steeds weer op zoek gaat naar John G. om hem te vermoorden. Omdat hij alles telkens weer vergeet, betekent tijd niets meer dan de vijf tot vijftien minuten die hij kan onthouden. Christopher uit The curious incident kan zich een verandering in zijn leven moeilijk voorstellen, waardoor hij ook niet nadenkt over de toekomst. Hij wordt emotioneel niet ouder of wijzer; hij staat stil in de tijd.
Het tweede thema dat in alle werken terugkomt, is het falen van het vastleggen van de werkelijkheid. Leonard, Christopher en Maarten zijn alle drie niet in staat om de werkelijkheid op een juiste manier vast te leggen. Vooral Leonard en Christopher doen verwoede pogingen tot vastleggen. Leonard probeert via zijn ‘systeem’ van brieven, dossiers, polaroids en post-its de werkelijkheid vast te leggen die hij niet in gedachten kan houden vanwege zijn stoornis. Christopher schrijft zijn eigen detective in een poging de werkelijkheid om te vormen tot een puzzel die kan worden opgelost. Desondanks slagen Leonard en Christopher er niet in om de werkelijkheid op een juiste manier te interpreteren; de stoornis zit te veel in de weg. In tegenstelling tot Leonard en Christopher vindt er bij Maarten een geleidelijke verslechtering plaats in het registreren van de werkelijkheid. Hij doet niet aan het vastleggen met geschreven taal zoals Leonard en Christopher, maar probeert zich aan de werkelijkheid vast te klampen via het ophalen van herinneringen. De taal waarmee hij dat aanvankelijk deed, begint hem te ontglippen; hij verdwaalt in zijn herinneringen totdat uiteindelijk alles wegvalt doordat taal, het betekenissysteem om de wereld te duiden, niets meer wordt dan een onbegrijpelijke reeks klanken.
De twee genoemde thema’s en de suspense komen klaarblijkelijk niet alleen voort uit de hersenstoornis van het personage, maar zijn ook het resultaat van de manier waarop focalisatie wordt ingezet om de stoornis neer te zetten. Wanneer er specifiek wordt gekeken naar de relatie tussen suspense en focalisatie, kan er worden gesteld dat de relatie tussen deze twee narratieve technieken er niet simpelweg een is van oorzaak en gevolg. Het interpretatieverschil tussen de interne focalisatie van een hoofdpersonage en de andere vormen van focalisatie waar in een werk gebruik van kan worden gemaakt, heeft vaak suspense tot gevolg. Suspense versterkt op zijn beurt het verschil tussen de diverse standpunten van focalisatie. Suspense laat dus zien hoe enorm gedifferentieerd zowel de kennis van de verhaalwereld als de interpretatie van die kennis is tussen personages, vertellers én lezers.
Noten en/of literatuur
Aylward, E.H. e.a., ‘Mri Volumes of Amygdala and Hippocampus in Non-Mentally Retarded Autistic Adolescents and Adults’, in: Neurology, 53, 1999, pp. 2145-2150.
Bal, Mieke, Narratology: Introduction to the Theory of Narrative, Toronto, 1998.
Bernlef, J., Hersenschimmen, Groningen, 2000.
Gilbert, Ruth, ‘Watching the Detectives: Mark Haddon’s The Curious Incident of the Dog in the Night-Time and Kevin Brooks’ Martyn Pig‘, in: Children’s literature in Education, 36.3, 2005, pp. 241-253.
Goossens, Marc, ‘Waanbeeld van de werkelijkheid. Over Hersenschimmen‘, in: BZZLLETIN, 19.176-177, 1990, pp. 37-43.
Greenwell, Bill, ‘The Curious Incidence of Novels About Asperger’s Syndrome’, in: Children’s literature in Education, 35.3, 2004, pp. 271-284.
Haddon, Mark, The Curious Incident of the Dog in the Night-Time, Londen, 2004.
Hedges, Inez. ‘Form and Meaning in the French Film, II: Narration and Point of View’, in: The French Review, 54.2, 1980, pp. 288-298.
IMDb, ‘Memento (2000)’, zie http://www.imdb.com/title/tt0209144/.
Jan van Luxemburg, Mieke Bal en Willem G. Weststeijn, ‘Verhalende teksten’, in: Over Literatuur, Bussum, 2002.
Jessurun, J.H., ‘Classificatiecriteria van de DSM-IV voor de stoornis van Asperger’, zie http://www.IAEhv.nl/users/jhjess/dsm_crit.htm.
Klein, Andy, ‘Everything You Wanted to Know About “Memento”‘, 2001, ziehttp://www.salon.com/ent/movies/feature/2001/06/28/memento_analysis/index.html.
Melick, Ben van, ‘De waarnemer beschrijft, de verteller betekent’, in: De Gids, 149.5, 1986, pp. 376-386.
Memento, Christopher Nolan (reg.), I Remember Productions, 2000.
Nelles, William, ‘Getting Focalization into Focus’, in: Poetics Today, 11.2, 1990, pp. 365-382.
North by Northwest, Alfred Hitchcock (reg.), 1959
Phelan, James, ‘Why Narrators Can Be Focalizers – and Why It Matters’, in: New Perspectives on Narrative Perspective, Willie van Peer en Seymour Chatman (red.), Albany, 2001, pp. 51-64.
Pisters, Patricia, Lessen van Hitchcock. Een inleiding in mediatheorie, Amsterdam, 2002.
Prince, Gerald, ‘A Point of View on Point of View or Refocusing Focalization’, in: New Perspectives on Narrative Perspective, Willie van Peer en Seymour Chatman (red.), Albany, 2001, pp. 43-50.
Teylingen, Dick van, ‘J. Bernlef. Hersenschimmen’, in: Lexicon van literaire werken, 1989.
Zhu, Daniel, ‘Movie “Memento” Plot Faq’, ziehttp://www.designpattern.org/wp/?page_id=13.
Zweers, Alexander, ‘The Narrator’s Position in Selected Novels by J. Bernlef’, in: Canadian Journal of Netherlandic Studies, 19.2, 1998, pp. 35-43.