Kweek smakelijk: op zoek naar een toekomst zonder vlees
Het is 18.00 uur, ofwel etenstijd, en je hebt na een lange dag werken ontzettende trek. Gelukkig ben je uitgenodigd voor een speciaal etentje bij goede vrienden en staat het eten al klaar. Bij binnenkomst prikkelen de kruiden je neus. Het ruikt heerlijk. De smaakpapillen zijn getriggerd en verlangen naar vlees. Terwijl je aan tafel zit schep je een groot stuk op je bord. Daar had je al de hele dag naar uitgekeken. Als je vraagt naar het recept krijg je het antwoord: ‘Vind je het lekker? Wil je nog meer? Er is genoeg. Het is kattenvlees. Ik heb er maar een maand op hoeven wachten.’ Zijn gezicht straalt enthousiasme uit, het jouwe alleen onbegrip. Je kijkt je gastheer met opgetrokken wenkbrauwen verontrust aan terwijl je zonder na te denken een aai geeft over de bol van Pip, die net op je schoot is gesprongen. Pip begint te spinnen. Hij zegt: ‘Sterker nog, het is van Pip.’
Tja, wat doe je dan? Waarschijnlijk hem de oren van het lijf vragen. Bij het idee dat je een kat, of zelfs je eigen huisdier, hebt gegeten is afschuw een emotie die snel de hoek om komt kijken. Als het een koe was geweest wellicht minder, maar het blijft een gedood dier. Of toch niet? Het vooruitzicht dat we vlees voor consumptie kunnen kweken, tart onze conceptie van vlees en vleesconsumptie. Daarom pluis ik in dit artikel uit wat de huidige ontwikkelingen zijn op het gebied van kweekvlees en hoe kweekvlees onze opvattingen over beest, dier en mens in een nieuw licht kan plaatsen.
In een gesprek met Kelly Streekstra, onderzoekster naar de toekomst voor kweekvlees bij Futureconsult wordt duidelijk dat we dieren niet langer hoeven te slachten om vlees te eten. ‘Ik realiseerde me dat kweekvlees, als het inderdaad op ons bord zou komen, ons beeld van het vleeseten en de werking van ons voedselsysteem enorm kan veranderen. Dat vind ik fascinerend, daarom verken ik de mogelijke toekomstscenario’s voor kweekvlees.’
Volgens Streekstra doen start-ups en wetenschappers nu al jaren onderzoek naar de productie van vlees middels celkweekmethoden. In 2013 werd de eerste kweekvleesburger gepresenteerd door Nederlander Mark Post. Het stukje kostte 250 duizend dollar en werd gefinancierd door Sergey Brin van Google. Daarna volgden start-ups deze nieuwe ontwikkeling wereldwijd, van Israël tot in de Verenigde Staten. In 2018 werd in Nederland de eerste petitie gehouden ‘Laat ons kweekvlees eten’ en kocht NEMO het eerste Amerikaanse JUST-worstje, opgekweekt uit enkele cellen van een eend. Die eend liep daarna nog levend rond. Op 4 februari dit jaar debatteerde de Tweede Kamer over de kansen van kweekvlees, waarna de motie tot verder onderzoek en experimenteerruimte werd aangenomen.
Streekstra: ‘Kweekvlees biedt, in potentie, een alternatief stukje “ethisch verantwoord vlees”. En alternatieven zijn nodig want met de groei van de wereldbevolking neemt ook de vraag naar vlees toe. De westerse samenleving lijkt wel “vleesverslaafd” en dat verlangen neemt ook toe in de rest van de wereld. Verwacht wordt zelfs dat de vleesproductie in 2050 twee keer zo groot zal zijn als in 2006.’ De voornamelijk industriële veeteelt is gebouwd voor de (goedkope en grootschalige) productie van vlees. Met dit uitgangspunt tast de vee-industrie niet alleen de integriteit en het welzijn van dieren aan, het geproduceerde vlees is niet goed voor de volksgezondheid én het heeft ook nog eens een buitensporige impact op het milieu. We hebben dus iets nodig om de gevolgen van vlees eten vóór te zijn. Ook daarom riep het klimaatpanel van de Verenigde Naties (Intergovernmental Panel on Climate Change, IPCC) in augustus 2019 op om de essentiële overstap te maken naar een plantaardig dieet.
Toch is kweekvlees niet geheel ‘diervrij’. Voor het maken van kweekvlees wordt een biopsie van het dier genomen. Geselecteerde stamcellen kunnen vervolgens in een situatie worden gebracht die vergelijkbaar is met die van spierweefsel: de cellen vermeerderen zich met een beperkt aantal celdelingen tot een spiermassa. Anderzijds kunnen de stamcellen dusdanig worden geherprogrammeerd dat deze cellen zich ‘oneindig’ kunnen delen en ontwikkelen tot alle mogelijke celtypes. Op die laatste manier wordt de productie onafhankelijk van het nemen van nieuwe biopten en daarmee het fokken van dieren. Wie weet zit er toekomstzang in ‘Koe Clara uit 2020 was de lekkerste koe ooit en daar wil ik nog een stukje van,’ aldus Streekstra. Maar er zitten zeker haken en ogen aan de productie van kweekvlees.
Het huidige productieproces heeft naast een dierlijk biopt ook specifieke voedingsbodems en groeifactoren nodig die de omstandigheden in een levend lichaam kunnen nabootsen: een bioreactor met groeivloeistof. Momenteel wordt het groeimiddel ‘foetaal kalfsserum’ veelal gebruikt om de eerste stukjes kweekvlees te maken. Dit middel is zeer controversieel omdat het voortkomt uit bloed van foetussen van geslachte zwangere koeien. Bovendien is het zeer duur en lijkt het daarom onmogelijk om kweekvlees met dit middel grootschalig te produceren. Onderzoek loopt naar alternatieven voor deze groeifactoren in de vorm van genetisch gemodificeerde bacteriën, algen en schimmels.
Wat de milieu-impact van toekomstige kweekvleesproductie zou zijn is ook onduidelijk. De gigantische bioreactoren die nodig zijn om het kweekvlees op schaal te kunnen produceren verbruiken waarschijnlijk duizenden liters water. Hoewel dat verbruik mogelijk minder is dan wanneer een dier jaren lang te laten groeien. De celculturen moeten, net als in een levend wezen, op temperatuur blijven en ook dat verbruikt grote hoeveelheden energie. Naar gelang dit proces grootschaliger kan worden ingezet, wordt het ook duurzamer en betaalbaarder, althans in theorie. Echte data zijn er natuurlijk nog niet. Onderzoeksinstituut CE Delft voert een levenscyclusanalyse uit, waarbij de totale milieubelasting van de winning van grondstoffen, productie, transport, gebruik en afvalverwerking van kweekvlees wordt gewogen. Weinig aandacht lijkt momenteel uit te gaan naar de achterliggende financiële belangen van de investeerders in deze industrie. Hoe kweekvlees duurzaam en in het belang van de samenleving geproduceerd wordt, zal belangrijk zijn voor het debat over de toekomst van kweekvlees.
Is kweekvlees wel ‘vlees’?
In het geval dat het productieproces van kweekvlees diervriendelijk, veilig, betaalbaar en duurzaam is, is het ook interessant om te verkennen of mensen het wel willen eten.
Met het verhaal van Pip de kat, mag het duidelijk zijn dat onze vleesconsumptie onderhevig is aan onze perceptie van vlees en beest. En die perceptie van dier als beest lijkt te veranderen. Steeds meer onderzoek, zoals dat van bioloog en hoogleraar Frans de Waal, wijst uit dat dieren wel degelijk emoties hebben en empathisch zijn. Dit tast het diepgewortelde idee aan dat mensen fundamenteel verschillen van dieren en het zorgt voor ongemak wanneer het weggestopte lijden van dieren in de bio-industrie zichtbaar wordt. Dát is het vlees dat uiteindelijk op jouw eigen bord belandt. Daaruit volgt dat het slachten van dieren als dingen die geboren worden om te eten en niet om een ‘eigen leven’ te leiden dieronvriendelijk en zelfs beestachtig is. De huidige vleesindustrie reduceert dieren tot gevoelloze beesten. En daarmee snijdt het mes aan twee kanten: het maakt mensen beestachtig.
Streekstra stelt dat het vleesalternatief kweekvlees ruimte kan creëeren voor de negatieve emoties die mensen hebben bij het slachten van dieren binnen de huidige grootschalige bio-industrie. Als kweekvlees op je bord kán liggen, hebben we een nieuwe gelegenheid om ongemak te uiten over geslacht vlees. Het maakt dierenleed zichtbaar en de keuze die onze samenleving daarin heeft. Deze gesprekken zijn heel belangrijk als we een transitie willen maken weg van beestachtig geslacht vlees. Door kweekvlees te introduceren hoeven we dieren niet langer te gebruiken als productiemiddel en dit kan bepalend zijn voor hoe mensen zich tot dieren verhouden.
Als kweekvlees ‘vlees’ heet
‘Kweekvlees’ laat het concept van ‘vlees’ voortbestaan. Vlees wordt vooralsnog gezien en via regelgeving gehanteerd als een product dat van dieren afkomstig is, en niet van celkweek, volgens de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. En hierin schuilt ook het dilemma van kweekvlees, want ‘Als we kweekvlees geen vlees kunnen noemen dan gaat de doelgroep, de trouwe vleeseter die “vlees” wil blijven eten, het waarschijnlijk ook niet eten’ zegt Streekstra. Toch lijken mensen in de huidige trend in de eetcultuur naar lokale, natuurlijke en authentieke producten te zoeken. Kweekvlees blijft een technisch designerproduct, waarvan de receptuur geheel aangepast kan worden naar smaak- en gezondheidsbehoeften.
De introductie van kweekvlees geeft ook de gelegenheid te onderzoeken wat we met ‘vlees’ bedoelen en vraagtekens te zetten bij de menselijke superioriteit ten opzichte van vlees en beest. Als we kweekvlees blijven zien als een noodzakelijke replica van traditioneel vlees, dan onderschrijft dat wel die superioriteit.
Voorlopig kunnen we naast deze kritische vragen in toekomstig debat, ook breed fantaseren over de toekomst van kweekvlees. In het boek Het kweekvlees kookboek van Koert van Mensvoort wordt een speculatief design geschetst voor koken in de moderne keuken. Met recepten voor dinosaurusvleugels en dodonuggets kunnen we zonder schuldgevoel de carnivoor uithangen. Cannibalisme is dan nog maar een kleine stap. En ook daar zijn fantasieën over, vertelt Streekstra. Het liefdesmedaillon, uit hetzelfde kookboek, is een persoonlijke bioreactor die je tussen je sleutelbeenderen draagt. Het stukje spierweefsel dat daarin groeit kan na drie maanden geoogst worden en samen met een geliefde worden gegeten als blijk van ‘onbreekbare eenheid’. Beestachtig is het zeker, net als het eten van je eigen kat.
Nouschka Veerman studeert Neurobiologie binnen de master Biomedical sciences aan de Universiteit van Amsterdam. Zij onderzoekt de biologie van het brein in relatie tot gevoel, besluitvorming en sociale interacties. Daarnaast gaat haar interesse ook uit naar sociaal menselijk (en wenselijk) gedrag in relatie tot elkaar, de maatschappij en de natuur. Met de major Science in Society aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en de minor Tesla aan de Universitet van Amsterdam wil ze kwantitatief en kwalitatief onderzoek combineren. Nouschka is redacteur bij Blind.