“Play me”, so I can give you a sense of community

“Play me”, so I can give you a sense of community

Het station is de omgeving van de reiziger. Geen eindbestemming of doel van de reis, op het station is men vijwel altijd onderweg. Dit kan je ook terugzien in de ruimtelijke vormgeving van een station. Zakelijk, praktisch en misschien nog wel belangrijker: doodongezellig. Ook Amsterdam-Centraal is hierin geen uitzondering. Als student, gezegend met een gratis reisabonnement, passeer ik dit station regelmatig. Tot vorig jaar zou ik mijn soms ongewenst lange bezoekjes aan dit station bestempelen als verloren tijd. Wanneer mijn identiteit van reiziger weer eens werd afgepakt door een storing bij de NS, had ik in mijn nieuwe geforceerde rol als bezoeker niet bepaald de tijd van mijn leven. Gelukkig is dat sinds vorig jaar verleden tijd. In de linkerhoek van de centrale hal van Amsterdam CS staat tegenwoordig een piano met daarop de uitnodigende en een tikkeltje uitdagende tekst “play me”. Deze uitnodiging wordt iedere dag, elk uur en bijna elke minuut door iemand aangenomen. In tegenstelling tot de rest van het station hangt er rondom deze piano een uniek prettige atmosfeer. Ik betrap mezelf erop dat ik steeds vaker, steeds langer blijf hangen en ik merk dat meer mensen daar last van hebben. De piano valt op, steekt uit, en is tegenstrijdig met het functioneel ongezellige karakter van een station. Als we socioloog Richard Senneth1 zouden vertellen over deze piano, zou hij zijn oren waarschijnlijk niet kunnen geloven. Dit experiment lijkt de ultieme angst van authoriteiten om de controle te verliezen: ‘The horror of disorder’.

The horror of disorder

Het mag duidelijk zijn dat de mogelijkheid om op Amsterdam-Centraal een enigszins plezierige tijd te ervaren minimaal is, en bewust zo is gecreëerd. Het station is er voor reizigers, elke vorm van plezier of vermaak zou een bedreiging kunnen vormen voor de tijdelijkheid van deze omgeving. Het is niet de bedoeling om ‘niet-reizigers’ aan te trekken met activiteiten die van Amsterdam-Centraal een eindbestemming zouden kunnen maken. Een mooi voorbeeld van deze functionele tijdelijkheid kun je terugvinden in een van de urban designs op dit station: de leunbank. De leunbank is inderdaad simpelweg een bankje waar je tegenaan kan leunen. Het is ook precies deze eigenschap die de overgedetermineerde vormgeving van Amsterdam CS blootlegt. De reiziger die wacht op zijn trein kan ermee leven, tevens voorkomt de onmogelijkheid om lekker te zitten een langere aanwezigheid of samenscholing van ongewenste en/of niet-consumerende ‘niet-reizigers’. In de drang naar permanente controleerbaarheid zorgen autoriteiten ervoor dat niets opvalt of uitsteekt: ‘to diminish in value things that don’t fit in’2.

Hoe komt dan toch die piano op CS?

Een woordvoerder van de Nationale Spoorwegen legt ons uit dat naar aanleiding van verbouwingen rondom Amsterdam-Centraal de NS vorig jaar iets wilde doen om de ervaringen van reizigers te verbeteren. Afgekeken van Luke Jerramy’s Play Me, I’m Yours-project, plaatste zij als experiment haar eerste gemeenschappelijke piano ooit op een station. Het idee achter deze gemeenschappelijke piano is ‘to invite the public to engage with, activate and take ownership of their urban environment’3. Al snel groeit de piano uit tot nationale hit. Na Amsterdam-Centraal worden in rap tempo piano’s neergezet op stations door heel Nederland. Ik word zelf ook gegrepen door de energie die vrijkomt wanneer iemand zich achter de toetsen van deze piano zet. Hoog tijd voor mij als afstuderend stadssocioloog om de ‘magische’ krachten van deze piano eens te toetsen aan een wetenschappelijke analyse. Wie zijn de pianisten eigenlijk en waarom komen ze hier spelen? Wat betekent deze piano voor hen? Samen met een aantal mede-studenten besluit ik een aantal dagen undercover te gaan. Al snel kom ik erachter dat deze piano veel meer creëert dan de fijne trillingen die mij letterlijk als muziek in de oren klinken.

Ritual ingredients

Vooral tijdens de avondspits is het druk rond de piano. De continue stroom aan reizigers zorgt voor een waardig publiek. Een jongeman zet in op de piano wanneer een ander meisje begint te zingen. Een prachtige Alicia Keys-achtige stem galmt door de holle ruimte. Het duurt niet lang voordat de centrale hal van Amsterdam-CS volledig is omgetoverd tot bruisende concertzaal. Na een aantal optredens te hebben bijgewoond ontdekken we iets opvallends. Er blijkt een fysieke scheidslijn te bestaan tussen de zogenaamde users en spectators. Users zijn niet alleen de pianospelers, maar een heel scala aan artiesten; zangers, dansers, maar ook andere muzikanten die inzetten met verschillende instrumenten. Deze gebruikers staan achter en rondom de piano, en afhankelijk van de kwaliteiten van de op dat moment pingelende pianospeler, verzamelen de toeschouwers zich op een iets veiliger afstand aan de voorzijde van de piano.

De verzameling van mensen rondom deze piano en met name de fysieke afscheiding van de toeschouwers is van groot belang. Die zorgt namelijk ook voor een psychologische barrière. Alhoewel deze doorbroken kan worden, blijkt de mogelijkheid tot een spontane take-over van iemand uit het publiek gering. In plaats van direct richting piano te stappen, zagen wij hoe potentiële spelers uit het publiek aarzelden, en zich vaak eerst voorstelden aan de mensen rondom de piano. Zij lijken maar al te goed te beseffen dat hun gedrag eerst moest worden geconformeerd aan de specifieke situatie en het toepasselijke emotionele script. Dit betekent dat zij onbewust de mensen rondom de piano beschouwen als een bestaande sociale groep, en elke groep heeft regels.

Eerst even terug. De verzameling van een groep mensen in een bepaalde ruimte met een fysieke afscherming van anderen; het zijn beide niet alleen essentiële ingrediënten voor een succesvol optreden, maar ook voor een succesvol interactieritueel. Makkelijk gezegd zijn dit volgens socioloog Randall Collins4 alle rituelen die tot stand komen door sociale interacties tussen personen. Het optreden, of ritueel, zorgt tevens voor een shared mood and mutual focus of attention. Deze ingrediënten worden vervolgens weer versterkt door de ritmische synchronisatie van het geklap en het gezang. De individuele blijdschap en collectieve energie nemen bovendien toe wanneer veel toeschouwers aanwezig zijn; hoe meer zielen hoe meer vreugd. Vooral wanneer populaire popnummers worden gespeeld zien we het aantal zangers en klappers toenemen. Het volume gaat omhoog en binnen 15 seconden kan een klein groepje toeschouwers veranderen in een serieus publiek. Kortom, de muziek van de piano zorgt voor de aanwezigheid van een groep mensen in een (enigzins) afgebakende ruimte waarin zij een gezamenlijke focus en stemming ontwikkelen die wordt versterkt doordat zij samen zingen en klappen5.

Ritual outcomes

Tot zover klinkt het waarschijnlijk allemaal best logisch. We zijn erachter gekomen dat je met een piano op een station een aardig feestje kan bouwen, dat de artiesten als VIP’s op het ‘podium’ staan, en de toeschouwers op de ‘dansvloer’, en dat een goed optreden over het algemeen bij iedereen blije gezichten oplevert. Toch is er meer aan de hand. De mensen rondom de piano lijken op het eerste gezicht allemaal potentiële spelers en vrienden van spelers te zijn, maar niets is minder waar. De meeste users blijken de piano helemaal niet te gebruiken voor het uiten van hun muzikale talent. ‘Er zijn zoveel mensen die hier komen, gewoon om te chillen,’ legt een speler ons uit. Een andere jongen vertelt: ‘Iedereen is zo open hier, ik kom gewoon om te kletsen en verschillende soorten mensen te ontmoeten’. We ontmoeten een meisje dat helemaal uit Utrecht komt, zonder af te spreken: ‘Gewoon omdat het hier altijd zo gezellig is’. Als kers op de taart vertelt een jongeman dat hij hier zelfs de liefde van z’n leven heeft leren kennen. Hoe kan dit?!

Herhaling is het antwoord, althans gedeeltelijk. De meeste toeschouwers vervolgen na één optreden, oftewel één ritueel, weer hun reis. Veel meer dan een glimlach na een lange dag werken komt er niet vanaf. Deze toeschouwers zijn ontzettend belangrijk voor de intensiteit van het ritueel, maar het gebrek aan herhaling zorgt ervoor dat de mogelijke langetermijnuitkomsten van interactierituelen − het ontwikkelen en opbouwen van groepssymbolen, groepsmoraliteit en gemeenschapsgevoel − te hoog gegrepen zijn voor hen. Nadat ik zelf besluit de fysieke en psychologische barrière te doorbreken en me voorstel aan de mensen rondom de piano, merk ik direct het verschil. Iedereen is extreem aardig en open en er hangt een euforische stemming; het voelt een beetje alsof ik ben opgenomen in een soort hippie-community. Het is dan ook onder deze groep mensen, die keer op keer samen participeren in een intensief interactieritueel, waarbij groepsmoraliteit en gemeenschapsgevoel ontstaat. Het lijkt alsof de piano, als gedeeld groepssymbool, alle individuen als social lijm aan elkaar verbindt en hen a sense of community geeft.

De locatie van deze piano (in publieke ruimte), het vermogen om (samen) muziek te produceren gecombineerd met de gemeenschappelijke aard van de piano. Samen zorgen zij voor een bijzonder aantrekkelijke − en daarmee contrasterende − omgeving waarin tolerantie en openheid centrale kenmerken zijn. Maar één sociale regel werd zichtbaar: don’t mess with the piano player. Hoewel de ruimtelijke organisatie een fysieke en psychologische drempel lijkt te vormen voor spontane take-overs, blijkt dit juist het gemeenschapsgevoel onder de users te versterken. Deze piano blijkt niet alleen een potentieel muzikaal podium, maar wordt ook een een belangrijk voertuig voor sociale interactie. Door intensieve interactierituelen ontstaan er rondom deze piano gesprekken, vriendschappen en een enkele keer zelfs een liefdesrelatie. Kortom, het is rondom deze piano waar een uniek gemeenschapsgevoel ontstaat dat van een doodongezellig station, gemaakt voor reizers, een eindbestemming maakt.

Referenties

1 Sennett, R. (2015). ‘The Public Realm’. In: Blackwell City Reader (pp. 261-272). UK: Wiley-Blackwell.

2 Sennett, R. (2015). ‘The Public Realm’. In: Blackwell City Reader (p. 263). UK: Wiley-Blackwell.

3 Sennett, R. (2015). ‘The Public Realm’. In: Blackwell City Reader (p. 263). UK: Wiley-Blackwell.

4 Collins, R. (2009). ‘The micro‐sociology of violence’. The British journal of sociology, Vol. 60, No. 3, pp. 566-576.

5 Turner, J.H., & Stets, J.E. (2006). ‘Sociological theories of human emotions’. Annual Review of Sociology, pp. 25-52.

Vince de Jong

 

Vince de Jong heeft onlangs de bachelor Algemene Sociale Wetenschappen afgerond, waarbij hij zich vooral heeft toegespitst tot de sociologische discipline. Binnen de master Sociologie gaat zijn bijzondere aandacht uit naar Urban Sociology, gericht op de verstedelijking van de samenleving.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *