Economie, welvaart en geluk
De beoefening van de economische wetenschap staat bol van verwarring, en in ons land neemt de verwarring eerder toe dan af. Wanneer een bekwaam journalist als Peter de Waard in de Volkskrant van 5 februari 2016 beweert dat in onze tijd de schaarste voorbij is en de economie als wetenschap van de verschijnselen die voortvloeien uit de schaarste geen bestaansrecht meer heeft, zijn wij in een diepe intellectuele depressie beland. Met één pennenstreek wordt het wetenschappelijke werk van Nobelprijswinnaars voor de economie naar de schroothoop van de geschiedenis geschreven. Wij nemen juist dagelijks wereldwijd waar hoezeer het voorzien in de uitdijende behoeften van consumenten altijd en overal stuit op de beperktheid van de middelen.
Een ander hardnekkig misverstand over het karakter van de economische wetenschap is het denkbeeld dat de economie uitgaat van een beperkt mensbeeld. De homo economicus als monetair calculerend individu dat voortdurend het overschot van financiële opbrengsten boven financiële kosten maximaliseert. Dat in experimenten mensen zich anders gedragen is voor sommige economen echt een verrassing. Niet voor serieuze economen wereldwijd, die op de hoogte zijn van de verscheidenheid aan menselijk gedrag en de verwerking daarvan in de economie. Mijn leermeester Pieter Hennipman (1911-1994), de even bescheiden als indrukwekkendste econoom die Nederland in de vorige eeuw heeft gekend, rekent in 1945 in de handelseditie van zijn proefschrift, Economisch motief en economisch principe al af met de homo economicus. Zijn inzicht in het subjectivistische karakter van economisch handelen heeft de beperkte objectieve rationaliteit van economisch gedrag van het toneel verdreven. Zoals Hennipman het in zijn colleges uiteenzette: ‘Iedereen handelt zoals hij handelt, het gedrag van iedereen is onderwerp van economische analyse.’ Met andere woorden: de homo economicus bestaat niet. En wat lezen we in het economenblad Economisch-Statistische Berichten (ECB) van 23 januari 2016: ‘Wanneer is het model van de homo economicus bruikbaar en wanneer niet?’ Een vraagstelling die volledig is losgezongen van de huidige stand van het vak. Geen enkele econoom heeft ooit – nu niet en nooit niet – het mensbeeld verschraalt tot de karikatuur van de homo economicus. En toch beweert men in Tilburg dat economen de voorkeuren van individuen als gegeven beschouwen, een bewering in strijd met de literatuur. In al deze gevallen wreekt zich dat specialisten aandacht verliezen voor de grondslagen van de economische wetenschap en haar geschiedenis.
Juist deze grondslagen wil ik gebruiken om antwoord te geven op de vraag van dit artikel: kunnen economen iets zeggen over geluk. Daartoe moeten wij allereerst nagaan of wij het hebben over welvaart of over geluk, aangezien daarover verwarring is ontstaan mede door het boek Waarom zijn we niet gelukkig? (2005) van hoogleraar economie R. Layard .
Welvaart
Het begrip welvaart heeft in de economie betrekking op de behoeftebevrediging van de mens van nu, van straks en waar ook ter wereld, en is afhankelijk van hoe we omgaan met schaarse middelen. De welvaart is subjectief omdat deze wordt bepaald door subjectieve oordelen van de individuen. Als mensen eensgezind leefmilieu van belang vinden, valt het voorzien in de behoefte aan frisse lucht, schoon water en stilte onder het begrip welvaart, indien het voorzien in deze behoefte beslag legt op schaarse middelen. (Houd dit laatste even goed in het achterhoofd.)
Hieruit vloeien enkele gevolgtrekkingen voort. Allereerst dat elke concrete manifestatie van het welvaartsbegrip ondergeschikt is aan het ruime, subjectivistische begrip. Een beperking van welvaart tot een geldsom, de groei van het bruto binnenlands product, het consumptieniveau en grootscheepse luxe is altijd eenzijdig en miskent de betekenis van de terzijde gelaten behoeften die voor burgers van belang zijn, zoals de kwaliteit van de economische en maatschappelijke ontwikkeling, duurzaamheid en niet-calculeerbare aspecten van de samenleving. Voor het begrijpen van de huidige toestand in de wereld is het ruime welvaartsbegrip relevanter: hiertoe horen bijvoorbeeld de aanpak van de klimaatbedreiging, het ontwerpen van een circulaire economie en de transitie van de energievoorziening van een die is gebaseerd op fossiele brandstoffen naar een op water- en zonne-energie draaiende maatschappij. Het ruime welvaartsbegrip brengt ook met zich mee arbeid niet alleen op te vatten als een productiefactor, maar ook als een consumptiegoed uit een oogpunt van de werknemers, die nut ontlenen aan hun arbeid en er plezier aan beleven – er misschien zelfs geluk uit halen. Kan de economie dus inderdaad iets zeggen over geluk?
Geluk
In de economie gaat het om het bevredigen van behoeften, zoals deze door mensen individueel en in groepen maatschappelijk wordt aangevoeld en beleefd. De vraag of welvaart verschilt van geluk komt op. Immers, bij geluk gaat het ook om gevoelens van overwegend persoonlijke aard. Is de economie wellicht de wetenschap van het geluk in plaats van de welvaart of het geld? Het antwoord op deze vraag is eenvoudig. Indien het verwezenlijken van menselijk geluk het gevolg is van een psychische of fysieke ervaring die geen beslag op schaarse middelen vergt, ontbreekt een economisch aspect en kan de economie er dus niets over zeggen. Neem huwelijksgeluk of relatiegeluk en erotiek. Deze gevoelens hebben weinig of niets te maken met het omgaan met schaarse middelen. Het economisch aspect is in strikte zin beperkt tot de tijd die de aandacht voor elkaar vergt en die aan andere bezigheden wordt onttrokken. Van allocatie van schaarse productiemiddelen met het oog op de productie van geluk is geen sprake. Bij welvaart gaat het om subjectieve gevoelens die nadrukkelijk wél afhankelijk zijn van de aanwending van schaarse middelen. In de economische wetenschap behelst welvaart meer dan financiële transacties en minder dan geluk. Maar nu komt de verwarring.
Ik noemde het in het Nederlands verschenen boek van Layard al, Waarom zijn we niet gelukkig? Volgens Layard worden mensen niet alleen ongelukkiger door het fileprobleem en een minder bevredigend seksleven, maar maakt een hoger financieel inkomen de mensen evenmin gelukkiger. Gelukkig zijn is een psychische gemoedstoestand waarvan de essentie buiten het gezichtsveld van de economische wetenschap valt. Goede seks, zoals Layard stelt, draagt bij aan het geluk van mensen, maar is een onderwerp waar de economie geen licht op laat schijnen, omdat het niet gaat over het verdelen van schaarse middelen. Anders is het met de drukte in het verkeer. Bij uitstek een vraagstuk met economische aspecten. Worden de files bestreden door het verbreden van de wegen, het aanleggen van nieuwe wegen en het bevorderen van openbaar vervoer of wordt het rekeningrijden ingevoerd? Dat Layard seks en files in zijn boek op een hoop gooit illustreert de verwarring waaraan hij ten prooi is gevallen. Het ene onderwerp (seks), heeft niets met economie te maken, het andere (files) alles, omdat het vermijden van files een andere aanwending van de ruimte vergt.
De opinie van Layard dat het stijgen van het individuele en nationaal inkomen de mensen niet gelukkiger maakt is een persoonlijke waarneming. Een dergelijke verstrekkende bewering kan de economie nooit voor haar rekening nemen. Om welvaart economisch te beoordelen, is het antwoord op de vraag van belang of een hoger inkomen mensen in staat stelt om hun behoeften meer en beter te bevredigen. Als de prijzen minder sterk stijgen dan het inkomen, is dit het geval. Dan hoort bij een hoger inkomen een hoger niveau van welvaart, omdat mensen een hoger niveau van behoeftebevrediging bereiken. Maar dan hebben we het nog steeds niet over geluk. Omdat geluk ook afhankelijk is van handelingen die geen economisch aspect kennen is een uitspraak over geluk niet mogelijk. Economische uitspraken over geluk zijn in feite een extreme reactie op het beperken van welvaart tot de financiële berekening van inkomen, productie en groei. Het verwaarlozen van de kwaliteit van het bestaan door uitsluitend te kijken naar de financiële kosten-batenanalyses, de handelwijze van de zogenoemde homo economicus, roept deze reactie op. Van het ene naar het andere uiterste, van geld naar geluk. Economen moeten maar niet verdwalen in de doolhof van het menselijk geluk. Beter blijven ze zich bezighouden met de economische wetenschap die beleid oplevert dat stoelt op het ruime welvaartsbegrip. Dat levert een duidelijker agenda op voor het specifiek maken van doelstellingen en instrumenten dan beleid dat het geluk van mensen dan wel de mensheid probeert te vergroten.
Noten en/of literatuur
Economisch-Statistische Berichten, 2016, p. 75.
Economisch-Statistische Berichten, 2016, p. 143.
Hennipman, P. (1945) Economisch motief en economisch principe, Amsterdam.
Heertje, A. (2006) Echte economie, Amsterdam.
Heertje, A. (2014) Economie, Amsterdam.
Layard, R. (2005) Waarom zijn wij niet gelukkig? Atlas, Amsterdam.
Layard, R. (2005) ‘Happiness and public policy: A challenge to the profession’, The Economic Journal.
Arnold Heertje was hoogleraar staatshuishoudkunde aan de Universiteit van Amsterdam en hoogleraar in de geschiedenis van de economie. Hij schreef tientallen boeken over economie, waaronder het bekende `De kern van de economie’. Heertje behoort tot de groep economen die de stelling verdedigen dat het speelveld van de economie veel meer omvat dan slechts dat wat in geld kan worden uitgedrukt en/of afgemeten. De economische belangen moeten volgens hem afgewogen worden tegen waarden zoals natuur, leefbaarheid; gevoel van welzijn en menselijke behoeftes moeten nadrukkelijk meegewogen worden.