Column: Beter zinnig geheim dan onzinnig geheimzinnig
Als kind wilde ik altijd al ‘spion’ worden. Waar ik als kleine Raymond vooral interesse had in de James Bond-praktijken, bedacht ik op latere leeftijd dat één van de grote voordelen van ‘spion’ zijn de toegang tot staatsgeheime informatie is. Het idee van kasten vol met mapjes waarop in dikgedrukte rode letters TOP SECRET zou staan, waarin ik kon lezen dat aliens bestaan of dat er op grote schaal mensen gekloneerd worden, vond ik fascinerend. Het idee om meer te weten dan normale mensen.
Dat ik zoveel jaar na dato daadwerkelijk met staatsgeheime informatie zou werken, is eigenlijk nog steeds onwerkelijk, maar toch realiteit geworden.
Natuurlijk weet ik nu meer dan andere Nederlanders, maar wel beperkt tot mijn eigen vakgebied. Net als een metselaar meer over zijn eigen vakgebied weet, weet ik meer over staatsgeheime inlichtingen. Het belangrijkste verschil tussen hem en mij is echter dat hij zijn gereedschap en/of tekeningen gewoon in de bus kan laten liggen en mijn gereedschap op een computer staat in een van het internet afgesloten netwerk en mijn tekeningen elke keer als ik mijn kantoor verlaat in een flinke kluis gaan. Mijn verantwoordelijkheid ligt vooral bij het genereren van informatie: zodra ik een document produceer waarin ik gebruik maak van gerubriceerde informatie, zal mijn document automatisch deze rubricering overnemen. Het is als één druppel siroop aan een glas water toevoegen, waarna dit voortaan alleen nog maar een glas limonade heet. Als voorbeeld: men schrijft een rapport over Russische financiering van westerse milieuactivisten en dit stuk is gebaseerd op open bronnen (lees: het internet). Er wordt geen duiding aan de informatie gegeven, maar alleen een opsomming. Zodra ik echter in dat 60 pagina dikke rapport één figuur van een financieel netwerk uit een gesloten bron haal als ondersteuning van alles wat ik net opgesomd heb, wordt mijn hele document in plaats van UNCLASSIFIED STG ZEER GEHEIM, met alle gevolgen van dien – voor mensen, maar ook voor het verwerken van deze informatie.
Wil ik dit ‘geheim geworden’ document delen met mijn collega bij Buitenlandse Zaken, dan gaat dat helaas niet zomaar. Moet ik het uitprinten? Dan zal ik dat op een speciale printer moeten doen en alle kopieën moeten nummeren en registreren zodat altijd te achterhalen is wie nog meer in het bezit is van deze informatie. Stel, mijn collega bij Buitenlandse Zaken maakt wel deel uit van mijn compartiment en mag dat document inzien, dan zal ik dit met een speciale koerier of in geval van hoge rubricering zelfs per waardetransport naar hem moeten laten verzenden, want e-mailen is er niet meer bij.
Iets wat erg belangrijk is voor mensen die in een positie zijn om rubriceringen aan te brengen, is de vraag of een hoge rubricering wel op zijn plaats is; het belemmert immers de vlotte doorstroom van informatie binnen de BV Nederland en maakt zaken soms zeer moeilijk werkbaar. In mijn vak is dus de hamvraag: maak ik mijn stuk zinnig geheim of onzinnig geheimzinnig?
Raymond is inlichtingenanalist en is mede door de minor Inlichtingenstudies van het IIS in het vak gerold. In deze column vertelt hij hoe ‘geheim’ kan zorgen voor gecompliceerd werken binnen de inlichtingenwereld.