Kierkegaard over angst

Kierkegaard over angst

Met Het begrip angst was de Deense filosoof, theoloog en schrijver Søren Kierkegaard in 1844 zijn tijd ver vooruit. Je kunt dit werk letterlijk baanbrekend noemen, want het is de eerste monografie over angst, geschreven in een tijd dat de psychologie nog deel uitmaakte van de filosofie. Het duurde trouwens tot 1926 voordat er weer een boek over angst verscheen: Hemmung, Symptom und Angst van de bekende psychiater Sigmund Freud. En pas in de loop van de twintigste eeuw, toen men begon in te zien dat angst tot de kernproblemen van het moderne leven behoort, kregen velen ook meer oog voor het werk van Kierkegaard.

Direct aan het begin van Het begrip angst laat Kierkegaard via zijn pseudoniem Vigilius Haufniensis (de waakzame van Kopenhagen) weten dat hij de psychologie beschouwt als een wetenschap die meer dan welke andere ook ‘mag zwelgen in de schuimende veelvuldigheid van het leven’. En dat is wat we nodig hebben, schrijft hij elders: ‘Een grondige kennis van het mensenleven en sympathie voor de dingen waar het in het leven om gaat.’

Kierkegaard beschouwde zichzelf als een, wat hij wel noemt, ‘experimenterende psycholoog’. In een dagboekaantekening schrijft hij dat hij elke dag – vooral op zijn lange wandelingen door Kopenhagen – met wel vijftig mensen praat, van allerlei leeftijd, en dat hij zichzelf ertoe verplicht om, telkens als hij een van hen weer spreekt, ‘direct te kunnen zeggen wat ieder met wie ik gesproken heb, de laatste en de voorlaatste keer gezegd heeft’. Hij vindt dat veel van de voorbeelden die men in psychologische werken opvoert het eigenlijke psychologisch-poëtische gezag missen. ‘Wie zich gedegen heeft beziggehouden met psychologie en psychologische waarneming,’ zo schrijft hij, ‘heeft zich een souplesse in het algemeen menselijke verworven, die hem in staat stelt onmiddellijk zijn voorbeeld te kunnen vormen. […] Hij zal zijn waarnemingen vers en wel uit het water halen, nog spartelend en springlevend in hun kleurenschittering.’ Als je alleen weet te vertellen ‘dat er in Sachsen een boerenmeisje was bij wie een dokter constateerde … ’, of dat er ‘in Rome een keizer leefde van wie een historicus vertelt … ’, dan geef je daarmee toch de indruk alsof zoiets maar eens in de duizend jaar voorkomt. Maar wat heb je dan aan psychologie? ‘Nee, het is overal, het gebeurt iedere dag, wanneer er maar iemand is die het waarneemt.’

Structureel

Juist door en in zijn eigen ervaring en zelfanalyse is Kierkegaard een nieuwe weg in de psychologie duidelijk geworden, meer toegesneden op het menselijk bestaan. Een dergelijke wetenschap is natuurlijk ook gevaarlijker: ze komt zaken op het spoor als angst en vertwijfeling, en heeft er dus weet van hoe een mens hierin kan vastlopen, en ondergaan.

De basis voor die nieuwe vorm van psychologie vindt hij in zijn visie op het mens-zijn: de mens als synthese van ziel en lichaam, een synthese die gesteld en gedragen wordt door geest. Angst ervaren we vooral als een zielmatige aandoening, die gepaard gaat met allerlei lichamelijke symptomen. Maar om angst te kennen moet je je van je angst bewust worden. Kierkegaard zal dan ook zeggen dat angst een bepaling is van de reflectie. Natuurlijk, er bestaat ook onbewuste angst (en net als onbewuste vertwijfeling kon deze angst wel eens het wijdst verbreid zijn), maar wil een mens zijn angst leren kennen, dan zal hij gebruik moeten maken van zijn ‘geest’, zal hij over zichzelf en zijn innerlijke bewegingen moeten nadenken. Wie zich bewust wordt van zichzelf, wordt zich onontkoombaar ook bewust van zijn onrust- en onlustgevoelens. Daar moet je dan ook niet ‘vanaf’, maar juist ‘doorheen’.

Maar je kunt ook ‘geesteloos’ proberen te leven. Vigilius Haufniensis noemt dat ‘het meest probate middel om je te vrijwaren van de aanvechtingen van de geest’. Je kunt van alles in het werk stellen om een vorm van kinderlijke naïviteit te bewaren, te leven alsof je geest nog droomt. Je kunt proberen niet verder te denken dan de dag van vandaag, je te omgeven met een schijn van veiligheid, je leven in te richten zoals alle ‘weldenkende’ mensen doen. En ja, sommige mensen kunnen dat heel lang volhouden. Toch is de angst altijd ‘in de grond aanwezig’, en op momenten dat je het misschien niet verwacht, of dat het je heel ongelegen komt, steekt hij plotseling de kop op.

Angst zit dus in onze ‘structuur’, het wezen van ons mens zijn wordt erdoor gekenmerkt. Juist het feit dat een mens een samenstelling is – een synthese van tegenstellingen – van eindigheid en oneindigheid, van noodzakelijkheid en vrijheid, van tijdelijk en eeuwig, van lichaam en ziel, juist dat maakt hem ‘vatbaar’ voor angst. Aan de ene kant trekt hem het tijdelijke, de dingen van de dag, aan de andere kant is hij geboeid door het oneindige – niet alleen in het duizelingwekkende van het heelal en van het oneindig kleine, maar ook in waarden als liefde en vertrouwen – en kent hij een onbedwingbare neiging tot het diepzinnige, het spirituele, het religieuze. Maar ook wanneer een mens zich wentelt in de zorgen en tegenslagen die hem terneerdrukken, en zelfs als hij wil vluchten in de genietingen, het plezier en de verstrooiing van elke dag, ligt de angst altijd op de loer. De voortwoekerende angst dat zijn moeiten alleen nog maar zullen toenemen, of ineens – in een flits – de gedachte van verlies, verlies van al het goede waaraan hij zo gehecht is geraakt. Want wat als morgen … ? Zo mooi als vandaag wordt het misschien wel nooit meer!

Menselijk

Kierkegaard schrijft: ‘Angst te leren kennen is een avontuur dat ieder mens beleefd moet hebben. Anders dreigt hij verloren te gaan door nooit angst gekend te hebben, of door in de angst weg te zinken. Wie dan ook op de juiste manier geleerd heeft wat angst is, heeft het hoogste geleerd.’ Angst op zich is geen symptoom van een of andere ziekte, en ook geen teken van een gebrek aan moed, angst hoort wezenlijk bij het mens zijn, juist omdat een mens meer is dan een dier. En hoe ‘groter’ een mens is, hoe ‘dieper’ zijn of haar angst.

Angst roept allerlei, vaak heel verschillende, reacties op, die in het Engels zo mooi worden samengevat in de woorden: fight, flight, freeze en faint (misschien goed te vertalen met vier v’s: vechten, vluchten, verstarren (verkillen), versagen (vermijden)). Zo kun je angst of de gevolgen ervan wegstoppen, verdringen, maar wat je wegstopt stop je ergens weg, en wat je verdringt ben je niet zomaar kwijt. Het komt in allerlei vormen terug, en dat op de meest onverwachte plaatsen en momenten, als pijn in je hart, je buik, je rug en noem maar op, of als een onverklaarbare ‘pijn in je ziel’. Wat je bevriest zal vroeg of laat toch weer ontdooien, wie vecht kan ook verliezen, en wie vlucht wordt vroeg of laat (door een ander of door zichzelf) ingehaald. En wat te denken van het feit dat we angst ook zoeken? Kierkegaard spreekt over angst als een sympathetische antipathie en een antipathetische sympathie, iets wat we duchten, en wensen, vermijden, maar ook opzoeken.

Angst voor ‘niets’

Volgens Kierkegaard is angst niet op iets bepaalds betrokken, in strikte zin heeft het geen voorwerp. Dat moet je dan natuurlijk niet in die zin verstaan, dat iemand zou kunnen zeggen: angst is onzin, want ‘er is helemaal niets is om bang voor te zijn!’ ‘Niets’ staat hier voor: het onverwachte, het onbekende, het raadselachtige, het toekomstige, het onvermoede, voor wat er (nog) niet is, de angst van de onwetendheid, de angst voor de mogelijkheid, ja zelfs voor de mogelijkheid van de mogelijkheid, de angst voor de vrijheid, de angst ‘te kunnen’, de angst voor iets verschrikkelijks waar je (nog) geen weet van hebt, een angst voor (nood)lot, voor schuld (terwijl je (nog) niets gedaan hebt).

Angst is niet alleen moeilijk te beschrijven, maar er is een grote eerlijkheid voor nodig om hem überhaupt in jezelf op het spoor te komen. En wanneer je hem wel onder ogen ziet, kom je in de beschrijving ervan meestal niet veel verder dan het benoemen van enkele symptomen. De angst zelf ontglipt ons, die houdt zich schuil in de verborgenheid van ons innerlijk. Ook in wat we vrees noemen (wat dus wel een ‘object’ lijkt te hebben) schuilt angst. Want wat maakt dat je vreest? Denk aan hoogtevrees: vrees je de hoogte, of juist de diepte? Wat drijft je naar de reling van de brug waar je nu juist als reactie zo ver mogelijk vandaan wilt blijven? Ben je bang om te vallen, of juist dat je zult springen? Is het misschien angst voor de brug zelf? Dat die niet deugdelijk zal blijken te zijn, dat hij het als geheel begeeft, of alleen de reling? Dat die bij de minste aanraking zal bezwijken? Ben je bang eroverheen te vallen, misschien ertussendoor? Of is het de angst om zelf ‘weg te vallen’, in een duizeling ‘te verdwijnen’?

Ook angst ‘voor de toekomst’ is een angst voor ‘niets’ in die zin dat de toekomst er nog niet is, en er dus altijd sprake is van een angst voor iets wat je bedenkt, wat je je voorstelt. Het is angst voor een mogelijkheid. Maar die leerschool van de mogelijkheid moet je juist doorlopen. En dat kan niet zonder angst, want ‘wie verzinkt in de mogelijkheid, zijn blik duizelt, het draait hem voor de ogen …’ Angst voor het noodlot, wat is dat eigenlijk? Zolang het noodlot niet heeft toegeslagen is ook dat een angst voor ‘niets’, voor iets wat er (nog) niet is. Op allerlei manieren kom je deze angst tegen, tot in de kleinste – of juist in de kleinste – details van een mensenleven. Denk maar aan de vele manieren waarop we ‘voortekenen’ interpreteren, aan allerlei vaste (angstvallige) rituelen, bezweringshandelingen en bezweringsformules die ons gedrag kenmerken, aan gewoontes als afkloppen, het hechten aan of juist ontlopen van bepaalde data, aan mascottes en gelukspoppetjes, en noem maar op. En wat te denken van de toenemende hang naar regels en protocollen, op allerlei terreinen, in het bijzonder ook in de gezondheidszorg. De rampenplannen liggen klaar, maar altijd voor de ramp die geweest is, en niet voor de ramp die komt, want die kennen we niet. Er dan de steeds verder om zich heen grijpende angst om fouten te maken, om aansprakelijk te zijn, of te worden gesteld. Met als gevolg dat iedereen maar bezig is risico’s te vermijden, wat vaak juist een averechts effect heeft. Denk ook aan de vaak zeer veel geld verslindende preventiemaatregelen (die zoveel ‘opleveren’, in het bijzonder voor de farmaceutische industrie).

Mogelijkheid

Angst is dus vooral angst voor de ‘mogelijkheid’, maar als het om mogelijkheid gaat is alles even mogelijk. Wie de school van de mogelijkheid doorloopt, weet dat je absoluut niets van het leven kunt eisen, ‘en dat het verschrikkelijke, verlies, ondergang, bij ieder mens naast de deur woont’. Je hoeft toch je ‘hoofd maar buiten het raam’ te steken, dan heb je genoeg gezien, ‘zodat de mogelijkheid vanaf dat moment haar exercities kan beginnen.’ Kierkegaard vertelt van een Indische kluizenaar, die twee jaar van dauw leefde. De man ging een keer naar de stad, proefde daar wijn, en raakte aan de drank. En dan schrijft hij: ‘Een individu dat door de mogelijkheid wordt gevormd, heeft aan één zo’n verhaal genoeg. Op hetzelfde ogenblik identificeert hij zich volledig met die ongelukkige man, uitvluchten van de eindigheid waarmee hij buiten schot blijft kent hij niet. Nu heeft de angst van de mogelijkheid in hem zijn prooi, totdat hij hem verlost moet afstaan aan het geloof. Ergens anders vindt hij geen rust, want ieder ander rustpunt is alleen maar gepraat, ook al is het in de ogen van de mensen heel verstandig.’

Kierkegaard is ervan overtuigd dat je door de angst heen vertrouwen kunt leren. Wie ‘de angst werkelijk heeft leren kennen zal, wanneer de angsten van de eindigheid beginnen op te spelen, en wanneer de leerlingen van de eindigheid hun verstand en hun moed verliezen, zich voortbewegen alsof hij ten dans gaat.’

Andries Visser

Andries Visser is filosoof en wiskundige en is gepensioneerd docent. Bovenal is hij Kierkegaard liefhebber. Andries Visser en zijn vrouw Lineke Buijs zijn beide dagelijks bezig met de filosoof. Kierkegaard houdt zich met de belangrijke thema’s van het leven bezig, zo ook met angst. Kierkegaard gaat door waar anderen stoppen en dringt tot de kern door van dingen. In dit artikel een overzicht van Kierkegaards begrip van angst.

Andries en Lineke Visser vertaalden boeken van de filosoof, geven lezingen en leiden Kiekegaardkringen. Voor meer informatie zie doenenhoren.nl.

One thought on “Kierkegaard over angst”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *