Column: Goeie cijfers, echte mango’s
Afgelopen juli kwam ik terug van acht maanden reizen door derdewereldlanden. Het is algemeen bekend dat mensen het moeilijk hebben met thuiskomen om de meest uiteenlopende redenen. Sommigen missen de zon, anderen het leven met de dag zonder enige verantwoordelijkheden, een enkeling het eten. Dit laatste soort thuiskomers reageert enigszins beledigend op je zelfgemaakte fruitsalade en zegt dingen als: ‘noem je dit een mango? In Afrika weten ze tenminste wat een echte mango is’. Deze mensen weten waarschijnlijk niet eens wie ze zelf zijn, laat staan wat een mango is.
Wat ik vooral moeilijk vond na mijn terugkomst was de constante bewijsdrang die hier aanwezig is. Iedereen die je op reis ontmoet is je beste vriend, simpelweg omdat je op dezelfde tijd op dezelfde plek bent. In Nederland had ik het gevoel dat ik indruk moest maken op wie ik ook tegenkwam. Indruk maken in de westerse samenleving doe je door te vertellen wat je studeert, waar je werkt of naar welk geweldig feest je gister bent geweest. Doodvermoeiend.
Twee maanden na terugkomst begonnen veel van mijn vrienden aan hun master. Ik moest zelf nog de laatste vakken van mijn bachelor halen maar toch werd mij duidelijk dat het niet lang meer zou duren of ook ik moest kiezen. Het volwassen leven met een baan kwam eraan en door een verkeerde keuze zou het wel eens dramatisch af kunnen lopen. De samenleving verwachtte wat van me.
Dat een master een belangrijke zaak is blijkt uit de houding van mijn vrienden. Een vriend van mij die vroeger de kantjes eraf liep en tevreden was met een zes staat nu cum laude, dat staat namelijk goed op je CV. Je CV? Mensen die dingen doen voor hun CV zijn volwassen, nemen het leven serieus en bedenken niet spontaan om over een uurtje naar Berlijn te liften. Sinds wanneer vallen mijn vrienden in deze categorie en doen wij dingen niet meer omdat het leuk is of goed voelt? Opeens moet het allemaal efficiënt, moet er een duidelijk einddoel zijn voor elke handeling en worden er afwegingen gemaakt over wat er wel en niet in het tijdschema past.
Als bachelorstudent met een paar vakken en zeeën van tijd roep ik af en toe dat ze allemaal stom zijn, dat ik nu in mijn eentje bier moet drinken en of ze ook wel eens aan de mensen om hun heen denken (mij bijvoorbeeld). Toch merk ik dat ik er zelf ook aan mee doe, dat ik niet meer in de horeca werk maar als huiswerkbegeleider omdat dit me ‘tactischer’ leek met het oog op mijn toekomst als docent. Het gaat niet zozeer meer om nu, het gaat om later.
Volgens mij zijn we bang. We willen geen goede cijfers omdat we de stof zo interessant vinden, we willen goede cijfers zodat we later zo min mogelijk kans lopen om werkloos thuis te zitten of te eindigen als kassamedewerker. Zou het komen door de economische crisis? Dat er steeds minder banen zijn? En is het wel echt zo dat een verkeerde masterkeuze of een zes gemiddeld een garantie is voor een mislukte toekomst met een flutbaan? Wat is er gebeurd met het simpele vertrouwen dat het allemaal wel goed komt en dat de toekomst een feest is? De grote-mensen-wereld hoeft volgens mij lang niet zo serieus genomen te worden als iedereen denkt. En mocht het allemaal echt heel erg tegenvallen kan je altijd nog op reis, daar hoef je op niemand indruk te maken en de mango’s zijn nog lekkerder ook.
Eva Frenaij studeert biologie aan de Universiteit van Amsterdam. Een groot deel van vorig jaar bracht zij door in derdewereldlanden.