Ruslands toekomst tussen dictatuur en democratie
Rusland heeft de westerse wereld in de recente geschiedenis verschillende malen op het verkeerde been gezet. Ten minste tot de perestrojka voorzagen sovjetologen wereldwijd niet dat de Sovjet-Unie binnen korte tijd praktisch zonder slag of stoot zou ophouden te bestaan. Aan de vooravond van Jeltsins aftreden op oudejaarsdag 1999 verwachtten weinigen dat acht jaar later Rusland weer als een speler van formaat zou worden waargenomen in de internationale politiek. Binnen luttele jaren heeft het imago van Rusland zich gewijzigd van dat van een beklagenswaardige failed state onder Jeltsin tot dat van een grootmacht en een Angstgegner op het moment van de formele machtsoverdracht van Poetin aan Medvedev.
Helemaal een failed state is Rusland natuurlijk nooit geweest, maar, belangrijker voor heden en toekomst, is het evenmin de herboren wereldmacht die velen in het land menen te zien en die nu, als je veel westerse media moet geloven, in een reprise van de Koude Oorlog met het Westen verwikkeld is. De economische opleving van de Poetinjaren is imposant, maar komt vanaf een heel laag punt; pas vorig jaar bereikte de economie de omvang van de economie van de Russische Sovjetrepubliek ten tijde van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, en is hij nu ongeveer zo groot als die van de Beneluxstaten bij elkaar. Voorts is het bestuur in Rusland ineffectief en corrupt, neemt de bevolking af, verpietert het platteland en, afgezien van een handvol peperdure nieuwe raketten waar men niets aan heeft, stelt het leger nog steeds weinig voor.
Het Kremlin en de Russische bevolking halen er voldoening uit zichzelf waar te nemen, en waargenomen te worden, als een grootmacht die ontzag afdwingt en een eigen politieke koers vaart. Het is onderdeel van Ruslands postimperiale syndroom dat veel van haar bestuurders er moeite mee hebben hun land te beschouwen als een reguliere natiestaat temidden van gelijkberechtigde natiestaten (Moshes, 2007). In zekere zin worden ze daarbij in de kaart gespeeld door de wijze waarop Rusland in westerse media wordt voorgesteld. Zoals op veel momenten de dreiging van het internationale terrorisme uit politieke motieven wordt overdreven, zo is ten tijde van de Koude Oorlog stelselmatig de macht van de Sovjet-Unie uitvergroot, en zo wordt Ruslands macht nu ook overdreven. De economische opleving in verband brengen met de opkomst van China, zoals veelal wordt gedaan, is te veel eer voor het huidige Rusland.
Ook wat betreft de politieke inschatting van Rusland lijkt men vaker uit de bocht te vliegen dan ten aanzien van veel andere landen. Gedurende het grootste deel van de jaren negentig was de heersende gedachte, gevoed door wensdenken, dat Rusland in transitie was naar liberale democratie, al werd een burgeroorlog uitgevochten in de Tsjetsjeense Republiek, beschoot de president het parlement, en verliepen enkele cruciale verkiezingen zeer oneerlijk. Door serieuze wetenschappers is in recente jaren gesuggereerd dat het Poetinregime fascistische trekken vertoont (Ferguson, 2005; Motyl, 2007). Het is niet moeilijk om hiervoor overtuigende argumenten aan te voeren: dat betekent evenwel nog niet dat het klopt. Ook is de afgelopen jaren regelmatig het Weimar-Rusland scenario van stal gehaald. Dit scenario wijst op de sterke parallellen tussen Weimar-Duitsland en het huidige Rusland, waarbij de suggestie natuurlijk is dat in Rusland ‘bruine’ krachten de overhand zouden kunnen krijgen.
Het is verstandiger Rusland als een min of meer normale autoritaire of semi-autoritaire staat te zien waarvan er tientallen in de wereld zijn. Veel van deze staten zijn in recente decennia als onderdeel van de third wave of democratization (Huntington, 1991) begonnen aan het openen van hun politieke systemen, maar vaak is die opening niet veel verder gekomen dan het instellen van democratische instituties zonder daar vervolgens betekenisvolle inhoud aan te geven (Diamond, 1999; Rose en Shin, 2001).
Waarom is Rusland niet een democratie geworden, en zal het dat ook niet snel worden, zoals veel voormalige staten in Centraal- en Oost-Europa? Heel populair is de gedachte dat de Russen als het ware resistent zijn voor democratie, wat zou worden bevestigd door opiniepeilingen waarin de Russen er blijk van geven minder op te hebben met waarden die bevorderlijk zijn voor democratische ontwikkeling dan veel andere volkeren (Pipes, 2004). Demonstraties van de democratische oppositie in Moskou, een stad van twaalf miljoen zielen, trekken op z’n best een paar duizend man. De tsaren, Lenin en Stalin, Poetin en Medvedev: in de ogen van velen is het één rechte lijn van botte autoritaire heerschappij. Er zijn weinig landen waarvan het verleden zo vanzelfsprekend geacht wordt een directe impact te hebben op de toekomst. De gedachte is politiek onwenselijk omdat die het Kremlin zou kunnen ontslaan van de morele verplichting zich voor de verandering iets aan te trekken van de belangen en wensen van de bevolking. De autoritaire tendens onder Poetin moet in de eerste plaats worden gezien als het resultaat van weloverwogen beslissingen van het regime, in plaats van als onderdeel van de natuurlijke loop van de geschiedenis, hoe intuïtief correct die zienswijze ook is.
Er zijn ten minste drie gedeeltelijk concurrerende theses die evengoed helpen te begrijpen waarom Rusland op dit moment autoritair wordt bestuurd. Ten eerste heeft Jeltsin de onzalige beslissing genomen in de grondwet van 1993 de president buitengewoon veel bevoegdheden toe te bedelen, ten koste van de regering en het parlement. Veel studies tonen aan dat er een sterke negatieve correlatie bestaat tussen de mate waarin landen van de third wave of democratization nu democratisch zijn, en de keuze voor en sterkte van het presidentschap, en dat daarvoor ook redenen zijn die besloten liggen in het wezen van sterke (personalistische) uitvoerende macht (Linz, 1990; Fish, 2006). In dit patroon past dat parlementen in Centraal- en Oost-Europa sterker zijn en presidenten minder machtig dan in de voormalige Sovjet-Unie, waar de meeste staten worden geregeerd door autoritaire of semi-autoritaire regimes.
Ten tweede kent Rusland de zegen en vloek van een grote voorraad bodemschatten. De these van de resource curse schrijft voor dat landen die op grote schaal grondstoffen zijn gaan exploiteren op een moment dat ze geen democratie waren, een sterk verminderde kans hebben om vervolgens nog een democratie te worden (Ross, 1999). De toegenomen welvaart van de afgelopen jaren is voor een groot deel toe te schrijven aan de hoge inkomsten uit de export van aardolie en aardgas. Zolang de bestuurlijke elite zich kan verrijken door het landsbestuur en de economie met elkaar te vermengen, en daarom belang heeft bij voortduring van het regime, terwijl ook de bevolking veel merkt van de nieuwe welvaart, en het regime ziet als de brenger van die welvaart, moeten we aannemen dat het regime stevig in het zadel zit. Rusland is meer een petrostate geworden, in de zin dat het voor zijn economische ontwikkeling meer afhankelijk is geworden van de inkomsten uit de verkoop van olie en gas (Shevtsova, 2007). Een vluchtige blik op de wereldkaart leert dat petrostates, met uitzondering van bijvoorbeeld Canada en Noorwegen, die al democratisch waren voor ze op grote schaal grondstoffen gingen exporteren, zelden goed zijn voor hun burgers.
Tenslotte ligt Rusland geografisch en cultureel te ver weg van het Westen en is het te groot en daarbij eigengereid om sterk vatbaar te zijn voor externe beïnvloeding. Het volume aan contacten (linkage) tussen het Westen en Rusland (Levitsky en Way, 2005) en geografische nabijheid van Rusland tot het Westen (Kopstein en Reilly, 2000; Brinks en Coppedge, 2006), variabelen die sterk samenhangen met democratisering, zijn relatief gering. Los van een korte periode in het begin van de jaren negentig zijn de Russen, als erfgenamen van een grote geopolitieke invloedssfeer, te trots om buitenlandse voorschriften over te nemen. Westerse leverage ten aanzien van Rusland is daarom eveneens beperkt. Een heel voornaam instrument in de democratiebevordering in Centraal- en Oost-Europa was de belofte van toetreding tot de EU als beloning voor democratische en economische hervormingen. Een dergelijk instrument ontbrak in de westerse politiek ten aanzien van Rusland.
Ook interessant is om na te gaan waarom Rusland niet een politiek gesloten dictatuur is geworden of snel zál worden, zoals Cuba, China, het gros van de Arabische landen, enkele van de Centraal-Aziatische landen, Wit-Rusland, en andere. De belangrijkste reden hiervoor is vermoedelijk dat de Kremlinbewoners het zelf te gênant vinden om van hun land een dictatuur te maken. Toen Fukuyama the end of history voorspiegelde (Fukuyama, 1992), bedoelde hij niet dat de hele wereld democratisch zou worden, maar dat er, met de smadelijke neergang van het communisme, geen omvattende ideologieën meer zijn over het organiseren van de samenleving die kunnen wedijveren met het idee van liberale democratie. Hierin is niets veranderd. Om deze reden houden tegenwoordig bijna alle landen van de wereld verkiezingen, al zijn die vaak niet eerlijk, en hebben veruit de meeste landen een volksvertegenwoordiging, al vertegenwoordigen die vaak niet werkelijk de bevolking (Geddes, 2005). De façade van democratische instituties moet worden hooggehouden om niet al te duidelijk te maken dat er niet democratisch wordt bestuurd. Ook voor de Russische burgers geldt dat, al zijn ze niet te zeer democratisch angehaucht, velen van hen niet meer zouden accepteren wanneer de dictatuur wordt hersteld.
We hebben dus een idee waarom Rusland waarschijnlijk niet snel veel democratischer wordt, en welke factoren het land weerhouden van een nog verdere erosie van vrijheden. Er is een breed grijs gebied tussen democratie en dictatuur waarin Rusland verder zal voortbewegen. Voor het overige blijft het voorspellen van Ruslands toekomst een hachelijke opgave. In de afgelopen 25 jaar heeft het land tweemaal de voorspellingen getart. Een reden waarom het ook nu niet echt mogelijk is ver vooruit te kijken is dat het bestuurssysteem niet geïnstitutionaliseerd is. Zoals gezegd, formele instituties, zoals verkiezingen en het parlement, maken deel uit van de democratische façade, en zijn niet primair bepalend voor de daadwerkelijke machtsverhoudingen. De belangrijkste intrige van 2008 is hoe het tweespan Poetin-Medvedev de macht zal verdelen; niemand die het echt weet.
Liberale democratie scoort beter dan varianten van virtuele democratie en dan autoritair bestuur in het brengen van welvaart en het waarborgen van politieke en burgerlijke vrijheden (Siegle et al, 2004). De toekomst van Rusland, voor zover te overzien, ligt tussen dictatuur en democratie, en daarbij eerder dichter bij dictatuur dan bij democratie. Dat is slecht nieuws voor de burgers van Rusland, die voorlopig blijven verstoken van de belofte van liberale democratie. Veel politiek spektakel hoeft niet te worden verwacht, al is het alleen maar vanwege de afnemende bevolking. Als wereldmacht heeft Rusland zijn hoogtijdagen definitief achter zich. De voornaamste bijdrage van Rusland aan de geschiedenis zal die van voortrekker van een idee dat een groot deel van de wereld gedurende de twintigste eeuw in haar greep heeft gehouden zijn. We zouden wensen dat Rusland het bloedige, imperiale, en autoritaire verleden achter zich laat, zoals het Verenigd Koninkrijk zich heeft hervonden na het verlies van zijn imperium, en zich aansluit bij de internationale gemeenschap van democratische staten. Zolang de Russen echter met het verleden nog niet in het reine zijn, kunnen ze er niet op rekenen dat de geschiedenis zich niet op tragische wijze herhaalt.
Noten en/of literatuur
Brinks, D. en M. Coppedge, ‘Diffusion Is No Illusion: Neighbor Emulation in the Third Wave of Democracy’, in: Comparative Political Studies 39, 4, 2006, p. 463.
Diamond, L.J., Developing Democracy: Toward Consolidation, Johns Hopkins University Press, 1999.
Ferguson, N., ‘Look back at Weimar – and start to worry about Russia’, in: The Telegraph, 1 januari 2005.
Fish, M.S., ‘Stronger Legislatures, Stronger Democracies’, in: Journal of Democracy 17, 1, 2006, pp. 5-20.
Fukuyama, F., ‘The End of History and the Last Man’, in: New York: Avon Books328, 1992, p. 332.
Huntington, S.P., The Third Wave: Democratization in the Late Twentieth Century, University of Oklahoma Press, 1991.
Kopstein, J.S. en Reilly, D.A., ‘Geographic Diffusion and the Transformation of the Postcommunist World’, in: World Politics 53, 1, 2000, pp. 1-37.
Levitsky, S. en Way, L.A., ‘International Linkage and Democratization’, in: Journal of Democracy 16, 3, 2005: pp. 20-34.
Linz, J. J., ‘The Perils of Presidentialism’, in: Journal of Democracy 1, 1, 1990, pp. 51-69.
Moshes, Arkady, ‘Post-Imperial Russia: Emergence and Prospects of Regaining Influence in the Post-Soviet Space’, in: Kono_czuk, W., Putin’s Russia, Warschau, 2007.
Motyl, A.J., ‘Inside Track: Is Putin’s Russia Fascist?’, in: The National Interest, 12 maart 2007.
Pipes, R., ‘Flight From Freedom: What Russians Think and Want’, in: Foreign Affairs 83, 3, 2004.
Rose, R. en Shin, D., ‘Democratization Backwards: The Problem of Third-Wave Democracies’, in: British Journal of Political Science 31, 2, 2001, pp. 331-54.
Ross, M. L., ‘The Political Economy of the Resource Curse’, in: World Politics51, 2, 1999, pp. 297-322.
Siegle, J.T., Weinstein, M.M. en Halperin, M.H., ‘Why Democracies Excel’, Foreign Affairs 83, 5, 2004, pp. 57-71.
Shevtsova, L., ‘Rossiya pered Novym Politicheskom Tsiklom. Paradoksy Stabilnosti i Petro-State’, in: Kono_czuk, W., Putin’s Russia, Warschau, 2007.