Denken over de toekomst
Een interview met Lucas Reijnders
Wat kunnen we ons voorstellen bij Toekomst in het groot?
Toekomst in het groot is opgezet omdat we vonden dat er eigenlijk te weinig systematische aandacht voor de toekomst is. We hebben mensen gevraagd die goed in hun vakgebied zijn om te komen vertellen over wat hun gedachtes zijn over de toekomst in hun discipline, en we hebben gekeken of er manieren van omgaan met de toekomst zijn, die in meerdere disciplines gebruikt worden. Eén van de technieken die hier duidelijk uit naar voren kwam, is het maken van scenario’s. Dit wordt in vrijwel alle vakgebieden die zich bezighouden met de komende honderd jaar gedaan en neemt daarom bij Toekomst in het groot ook een belangrijke plaats in.
Wat hoopt u dat de studenten leren van het volgen van Toekomst in het groot?
De meerwaarde van een vak als Toekomst in het groot is in de eerste plaats dat je gedwongen wordt om na te denken over je eigen vak en hoe je daarmee om dient te gaan in het licht van toekomstige ontwikkelingen. Vanwege de multidisciplinaire opzet van het vak kom je dan al snel in contact met vakgebieden die in de buurt van het jouwe liggen en word je verleid tot het nadenken over de wisselwerkingen tussen de verschillende disciplines. Dit keer hadden we het bijvoorbeeld over het al dan niet hebben van natuurlijke hulpbronnen, en dan met name olie. Het hebben van olie heeft geologische oorzaken en gevolgen, geopolitieke consequenties, sociale consequenties, politieke consequenties, financiële consequenties en noem maar op. Door de opzet van Toekomst in het groot word je gedwongen om over dit hele scala aan probleemgebieden na te denken. Ten tweede leer je denken aan de hand van scenario’s, wat, gezien het belang van scenario’s in veel vakgebieden, van grote waarde is. Tot slot leer je met welke mate van zekerheid er in de verschillende vakgebieden iets te zeggen is over de toekomst. Er zijn enorme verschillen tussen de zekerheid van voorspellingen in de astrofysica, waar ze met behoorlijke zekerheid kunnen voorspellen hoe het heelal er over 1031 jaar uitziet, en die in de sociologie, waar het al moeilijk is om het sociale landschap van Nederland over vijftig jaar te voorspellen. Komt dit door de specifieke ontwikkelingen in die vakgebieden, of komt dit door de inherente status van het onderzoeksobject? Het is erg interessant om over deze verschillen na te denken.
Het voorspellen van de toekomst is van alle tijden. Waarom willen mensen, denkt u, zo graag de toekomst kunnen overzien?
Het voorspellen van de toekomst lijkt vaak te gebeuren om een soort zekerheid te krijgen: mensen willen gerustgesteld worden door te weten hoe de wereld er over tien jaar uit zal zien. Dit soort voorspellingen komen volgens mij voort uit een soort angst voor het onbekende en zijn een soort bezwering.
Ik denk zelf dat het wel heel belangrijk is om na te denken over de toekomst. We leven nu in een wereld waarin wat we nu doen in de toekomst veel gevolgen zal hebben en een deel van de veranderingen die we moeten doorvoeren toch wel een lange adem vragen. Het is dan wel handig om een soort strategisch plan te hebben over de richting waarin je de ontwikkeling wilt sturen en welke gevolgen dat mogelijkerwijs kan hebben.
Toekomstvoorspellingen, zeker in de huidige tijd, lijken vaak een negatief karakter te hebben: fossiele brandstoffen raken op, het westen heeft afgedaan, etc. Herkent u dit?
Ik kan me voorstellen dat mensen denken dat er ongunstige ontwikkelingen aan zitten te komen, maar als je erover nadenkt, is aan deze problemen vaak wel wat te doen. Als je naar wetenschappers luistert over de toekomstige ontwikkelingen in hun vakgebied hoor je weinig negatieve geluiden: het algemene idee is toch wel dat we de problemen die eraan zitten te komen, bijvoorbeeld de vergrijzing, en het terugtreden van het Westen uit het geopolitieke systeem, allemaal wel het hoofd kunnen bieden. Daarbij komt dat het me onverstandig lijkt om je te laten beïnvloeden door eventuele negatieve verwachtingen en je hoofd in het zand te stoppen, omdat dat de constructieve oplossing van een probleem niet ten goede zal komen. Wanneer je problemen erkent, kan je in de economie verstandig na gaan denken over de vergrijzing en aan oplossingen werken, net als dat je in de politicologie kan nadenken over een meerpolig geopolitiek systeem, in tegenstelling tot de hegemonie van de VS zoals we die nu kennen. Tot slot zou je er in de astrofysica wél licht negatief van kunnen worden dat de zon er over 5 miljard jaar mee ophoudt, maar het is de vraag of je je daar nu al druk om moet maken.
Problemen in de huidige tijd zijn vaak erg complex en beslaan meerdere disciplines. Deze complexiteit zal in de toekomst eerder toe- dan afnemen. Hoe denkt u dat er omgegaan moet worden met de interdisciplinariteit van toekomstige ontwikkelingen?
Je ziet tegenwoordig wel aan veel universiteiten interdisciplinaire clubs opkomen, maar ik denk dat het denken over de toekomst in veel disciplines nog zo in de kinderschoenen staat, dat het eerst zaak is om het vanuit de losse disciplines serieuzer aan te pakken. Op het moment dat dit goed geregeld is, is het natuurlijk wel weer interessant om een aantal mensen vanuit verschillende disciplines bij elkaar te halen en een wat meer geïntegreerde aanpak te ontwikkelen. Problemen, zoals de uitwerking van het bezit van olie, zijn natuurlijk problemen die bij uitstek om zo’n geïntegreerde aanpak vragen.
Op het gebied van welke disciplines ziet u in de toekomst de meeste interessante ontwikkelingen en welke disciplines moeten in de toekomst nodig de handen ineen slaan?
Ik denk niet dat het mogelijk is om echt een voorkeursgebied aan te wijzen. Wel interessant is het gegeven dat de vakgebieden die de meeste aandacht krijgen op het moment, zoals biotechnologie en nanotechnologie, absoluut niet veel belangrijker zijn dan de meer traditionele gebieden, zoals landbouw. Je ziet eigenlijk een curieuze vertekening in de wetenschappelijke pikorde. Hoewel het in de wetenschap op dit moment nano- en biotechnologie is wat de klok slaat, zie je aan de huidige voedselcrisis en het klimaatprobleem dat het toch ook de ouderwetse wetenschappelijke gebieden zoals landbouw en energievoorziening zijn, waar zich hele interessante ontwikkelingen voordoen. Wat je dan ziet is dat de wetenschappelijke pikorde absoluut niet gelijk loopt met het maatschappelijke belang.
U zou dus niet aan één van de disciplines de voorkeur geven?
Het interessante bij het oplossen van hedendaagse en toekomstige problemen is juist, dat als je er op één vakgebied aan begint te trekken, er vaak een enorme kluwen van andere vakgebieden achteraan komt, die ook met het probleem te maken hebben. Vaak zie je dan zelfs dat je met één van de andere vakgebieden uiteindelijk veel meer aan het probleem kan doen dan met het gebied waar je mee begon. Het is naar mijn mening veel belangrijker om te kijken welk vakgebied, of combinatie van gebieden, je het verst kan brengen bij het oplossen van een probleem, dan je te concentreren op één vakgebied dat toevallig populair is.