Schoonheid minder ongrijpbaar dan gedacht

Schoonheid minder ongrijpbaar dan gedacht

Veel vormen van schoonheid worden bepaald door cultuur en tijd. Het dragen van sieraden door de neus en ter verlenging van de nek wordt door de een met afkeer bekeken, terwijl het voor de andere juist status verleent. Mode, kunst en interieur dragen allemaal verschillende normen van schoonheid in zich. Het zijn lastige onderwerpen om het gezamenlijk over eens te worden. De schoonheid van de natuur is daarentegen veel eenduidiger. Er valt haast niet te twisten over de schoonheid van een zonsondergang of een bos in de herfst vol van warm rood en diep gele kleuren. Opmerkelijk is dat de producten van de mens de meeste discussie over schoonheid oproepen, terwijl de schoonheid van de natuur, die al ver voor het bestaan van de mens aanwezig was, veel eenduidiger is.

Het woord ‘schoonheid’ wordt in zoveel verschillende situaties toegepast, dat het verbazingwekkend is dat mensen elkaar precies begrijpen wanneer deze uitroep van waardering plaatsvindt. Hoewel filosofen eeuwenlang gedebatteerd hebben over dit onderwerp, kwam het in de schoolboeken van de psychologie niet voor. Het was immers zeer moeilijk empirisch te benaderen. Nu, met de komst van methoden waarmee we de hersenactiviteit kunnen bekijken, is de ervaring van schoonheid misschien wel te reduceren tot neuronale processen in de hersenen. Een kleine groep cognitieve wetenschappers heeft zich nu geworpen op vragen als: Waarom vinden wij iets mooi? Wat gebeurt er precies met ons wanneer we verrukt zijn van een schilderij of een dansvoorstelling? Is een schoonheidsbeleving gebaseerd op algemene principes, of verschilt deze per persoon?

Schoonheid in de kunsten

De discipline die dit onderzoekt heet neuro-esthetiek. Volgens Semir Zeki, één van de grondleggers van deze discipline, is zowel de waarneming van kunst als het maken van kunst een menselijke activiteit en daarom noodzakelijk afhankelijk van de wetten van het brein. Zeki veronderstelt dat schoonheid een beleving van het individu is, welke kan verschillen per persoon, maar waarbij de onderliggende hersenprocessen bij de ervaring van die schoonheid gelijk zijn. Onderzoek van Kawabata en Zeki wijst hierbij specifiek op de hersengebieden die betrokken zijn bij emotie (Kawabata, 2004). Met name de orbirofrontale cortex lijkt belangrijk. Dit gebied is betrokken bij beloning en reageert meer op prettige dan op aversieve stimuli. In zijn onderzoek naar schoonheidsbeleving zet Zeki schoonheid en lelijkheid tegenover elkaar, door prettige en aversieve stimuli te vergelijken. Het is echter maar de vraag of het echt twee tegengestelde begrippen zijn. Als iets lelijk is, kan het dan echt niet tevens mooi zijn? Doordat niet van tevoren gedefinieerd is wat dan precies het verschil tussen mooi of lelijk is, laat staan hoe de beoordeling ‘mooi’ tot stand komt, blijft het interpreteren van de resultaten van het hersenonderzoek een beetje natte vingerwerk.

Zoals de term schoonheid in het dagelijkse leven voor van alles en nog wat gebruikt wordt, ontbreken ook in de neuro-esthetiek duidelijke definities. De hersengebieden die actief zijn wanneer wij naar iets moois kijken, worden gekoppeld aan de onderliggende processen van de perceptie van schoonheid, maar dit is verre van eenduidig. In dit jonge onderzoeksgebied dient vooralsnog veel grondig veldwerk verricht te worden, zodat we in de toekomst betere onderzoeksvragen kunnen formuleren.

Schoonheid in patronen

Toch is het nuttig om de te onderzoeken objecten iets meer te specificeren. We kunnen bijvoorbeeld een onderscheid maken tussen kunst en decoratie. Decoratie is een combinatie van zeer aantrekkelijke visuele vormen. Voorbeelden van decoraties zijn de patronen die teruggevonden worden in Arabisch mozaïek of de plafondornamenten van de barok. Veel van de Arabische ornamenten bevatten symmetrische waarden en een herhaling van vormen. Hierbij kunnen dus een aantal elementen worden onderscheiden die voor een schoonheidsbeleving zouden kunnen zorgen.

Een van de elementen die zijn onderzocht, is symmetrie. Het blijkt dat mensen symmetrische objecten mooier vinden dan niet-symmetrische objecten. Het principe van symmetrie wordt ook ondersteund door onderzoek naar de aantrekkelijkheid van gezichten. Een symmetrisch gezicht wordt aantrekkelijker gevonden dan een asymmetrisch gezicht. Dit heeft te maken met het feit dat een symmetrisch gezicht erop wijst dat de persoon gezond is, iets dat evolutionair gezien relevant is. Een asymmetrisch gezicht kan namelijk wijzen op een virus of ziekte in het lichaam, wat dan weer betekent dat de vruchtbaarheid verminderd is. Symmetrie kan op die manier een geruststelling geven. Bovendien heeft symmetrie in deze zin een zekere mate van voorspelbaarheid. Het is een voorbeeld van een signaal uit onze omgeving dat informatie verschaft over een bepaalde situatie, zoals de vraag: is deze persoon vruchtbaar? We zijn voortdurend bezig onze omgeving te peilen, waarbij we de relatie tussen onszelf en de omgeving definiëren. Is er gevaar? Moet mijn lichaam zich voorbereiden op het uitvoeren van een snelle reactie, het ‘fight or flight-mechanisme’? Als we een signaal zien dat voorspelbaar is, hoeven we niet alert te blijven en kunnen we berusten op het geweten dat deze situatie niet schadelijk zal zijn.

Een zekere voorspelbaarheid is ook terug te vinden in patronen. Op het beschrijvende bordje bij het werk van Jackson Pollock in het Tate Modern in Londen staat dat er in dit schilderij een patroon zit dat ook in de natuur terug te vinden is. Dit patroon is een fractal. Een fractal bestaat uit patronen die steeds op kleinere schaal terugkeren, waardoor er vormen van een grote complexiteit ontstaan. Wanneer je een raster zou leggen over het schilderij van Pollock, beginnende met vier vlakken, dan vind je een bepaald patroon. Wanneer je vervolgens over één van die vier vlakken weer een raster met vier (kleinere) vlakken zou leggen, vind je hetzelfde patroon in elk van de vlakken, enzovoorts. Deze fractals zijn ook terug te vinden in kustlijnen, wolken en de bloedvaten van het menselijke oog. Een voorlopig eerste onderzoek van Taylor laat zien dat de perceptie van fractals de fysiologische conditie van patiënten beïnvloedt en in het bijzonder stress reduceert (Taylor, 2006). Hoe is dat mogelijk? Patronen die het welzijn beïnvloeden – schoonheid als medicijn! Hier komt duidelijk het element van de voorspelbaarheid weer naar voren. We hoeven niet klaar te staan om op onverwachte dingen te kunnen reageren die een gevaar kunnen betekenen. Tijdens een potentieel gevaarlijke situatie bereidt ons lichaam ons voor op actie. Wanneer we de situatie niet direct kunnen definiëren, levert die stress op. Teveel stress is schadelijk voor de gezondheid. De voorspelbaarheid van patronen zorgt ervoor dat we gerust kunnen zijn dat het zal verlopen zoals we gedacht hadden.

De aantrekkelijkheid van een fractal zou ook kunnen liggen in het feit dat we er een spoor van actie in waarnemen, wat eveneens biologisch relevant is. In die zin is er dus wel een bepaalde alertheid vereist, maar betreft het een actie die geen gevaar oplevert. Wanneer de motieven van het patroon zich in een of meerder richtingen herhalen, kun je het patroon in gedachten onbeperkt voortzetten, ook al is het object in de werkelijkheid begrensd (van de Craats, 2004). Het lijkt erop dat wij dit spoor, waarvan we in gedachten de handeling kunnen afmaken, ook daadwerkelijk ervaren. Een nieuwe stroming in het onderzoek naar kunstperceptie is embodied perception, welke stelt dat wij de geïmpliceerde beweging in een kunstwerk nabootsen en daardoor zelf ook echt ervaren.

Schoonheid in empathie en de simulatie van een actie

Embodied perception is gebaseerd op onderzoek over zogenaamde mirror neurons en de neurobiologische ondergrond van empathie. Embodied perception gaat er vanuit dat onze waarneming noodzakelijk gebonden is aan ons lichaam en hoe dat in verband staat met de omgeving. Het bestaan van mirror neurons is als eerste aangetoond bij onderzoek met apen. Wanneer een aap de beweging van een arm zag, werden dezelfde neuronen geactiveerd als wanneer de aap zelf die actie uitvoerde. Wij doen de acties, emoties en sensaties die wij waarnemen bij anderen na, waardoor er ook bij ons deze acties, emoties en sensaties intern geactiveerd worden. Wanneer een voetballer tussen zijn benen geschopt wordt, vertrekt elke mannelijke toeschouwer zijn gezicht in een pijnlijke grimas. Ze kunnen zich maar wat goed voorstellen hoe dat moet voelen. Freedberg en Gallese gaan er vanuit dat een cruciaal element van de esthetische ervaring bestaat uit deze embodied mechanismen (Freedberg, 2007). Het feit dat dezelfde hersengebieden worden geactiveerd bij het kijken naar een handeling als bij het zelf uitvoeren van deze handeling, laat zien dat de beoordeling van actie, emoties en simulaties niet alleen cognitief is, maar ook gerelateerd aan een ouder evolutionair systeem waarmee we een direct begrip van de ander en zijn representaties kunnen hebben. Dit oudere evolutionaire systeem is gebaseerd op basale emoties, zoals angst. Dit gedragssysteem werkt haast automatisch en zorgt ervoor dat we al weggerend zijn voordat we de slang goed en wel hebben kunnen identificeren. Het cognitieve systeem daarentegen is pas later in de evolutie ontwikkeld en wordt gekenmerkt door onder andere redenering, conceptdenken en bewustzijn. Dit systeem is tegelijk ook trager. De schoonheidsbeleving is dus niet enkel een bewust beoordelingsproces, maar wordt dus ook hier weer gelinkt aan onbewuste processen die ver teruggaan in onze evolutie.

Voortbordurend op het bestaan van mirror neuronen en empathie, stellen Freedberg en Gallese twee manieren voor waarop de embodied perceptie onze aantrekking tot kunstwerken zou kunnen bepalen (Freedberg, 2007). Ten eerste zouden er bij de kijker (embodied) empathische gevoelens opgeroepen kunnen worden in reactie op de emoties, acties en intenties, die in het schilderij of sculptuur gerepresenteerd zijn. Het idee is dat wanneer bijvoorbeeld een woede-uitbarsting is afgebeeld, er bij de kijker dezelfde emotionele circuits worden geactiveerd als wanneer we zelf die woede-uitbarsting zouden hebben. Deze emotionele reactie kan ontstaan door een combinatie van de activatie van de mirror neuronen en de aanwezigheid van empathie. In die zin wordt er dus een fysieke reactie op het schilderij gegeven. Dit zou ook kunnen gelden voor ervaringen van aanraking of pijn in een schilderij. Dat wil zeggen: wanneer bijvoorbeeld iemand anders zijn hand wordt aangeraakt, worden bij ons dezelfde hersengebieden actief als wanneer onze eigen hand aangeraakt zou worden.

Het tweede punt waarop een lichamelijke reactie onze aantrekking tot kunstwerken zou kunnen bepalen, is de manier waarop de kunstenaar zijn pen of penseel hanteert. Freedberg en Gallese suggereren dat zelfs de bewegingen die geïmpliceerd worden door de penseelstreken op het doek, het motorsysteem activeren door middel van simulatie (Freedberg, 2007). Dit wordt verklaard door het feit dat we in staat zijn om van statische objecten de beweging af te leiden, zoals we bij een foto van een hardloper in actie allemaal begrijpen dat hij de baan rondrent. Er zou ook een directe representatie van de emotie of intentie van de kunstenaar in zijn penseelstreken kunnen zitten. Als de kunstenaar zijn kunstwerk in een depressieve toestand maakte, zou de toeschouwer dat dan aan de penseelstreken kunnen aflezen? De snelheid en kracht van de penseelstreken zouden bijvoorbeeld een ritme kunnen tonen waarin de intentie van de kunstenaar besloten ligt – net zoals in een muziekstuk het ritme een stemming kan weergeven. Of zou de schoonheid liggen in de herkenning van de beweging, waardoor men zich in kan leven? Een onderbroken beweging roept spanning op, omdat deze onvoorspelbaar is. Zoals we eerder zagen zijn we vanuit een evolutionair perspectief dagelijks bezig ons aan te passen aan onze omgeving, waarbij bekendheid rust geeft en onbekendheid alertheid oproept, in de vorm van verdediging of aanval. Kunnen we zover naar onze oorsprong teruggaan om de huidige waardering voor kunst te verklaren?

Schoonheid ervaren betekent dus misschien wel met hart en ziel betrokken zijn, en daar komt nogal wat bij kijken. Een holistische aanpak, zoals voorgestaan wordt door embodied perception, is in die zin een stap in de goede richting. Bovendien houdt dit in dat het belangrijk is dat schoonheid niet alleen bekeken wordt vanuit een cognitief perspectief, maar ook noodzakelijk verbonden is aan ons lichaam, waarbij ook de relatie van het lichaam met de omgeving een belangrijke rol speelt.

In onze omgeving wordt schoonheid opgeroepen door patronen en herkenning van bewegingen. De natuur bezit beiden. Zou schoonheid biologisch relevant zijn en ons helpen bij onze interactie en aanpassing aan de omgeving? Misschien is schoonheid een plotselinge bewustwording dat de wereld niet zo ondoorgrondelijk is als gedacht, maar dat er een zekere mate van orde en voorspelbaarheid in zit. Het zou een gevoel kunnen zijn, waarin je beseft onderdeel te zijn van iets groters dan jezelf, onderdeel te zijn van een bepaald patroon. Een bewustwording dat jij voortkomt en onderdeel uitmaakt van die prachtige natuur.

Noten en/of literatuur

Craats, J. van de, Symmetrie in islamitische ornamentale kunst, Amsterdam, 2004,
http://staff.science.uva.nl/~craats/SymIslam1.pdf.

Freedberg, D. en Gallese, V., ‘Motion, emotion and empathy in esthetic experience’, in: TRENDS in Cognitive Sciences 11, 2007, p. 197-203,
http://www.unipr.it/arpa/mirror/pubs/pdffiles/Gallese/Freedberg-Gallese%202007.pdf.

Gerwen, R. van, Introduction to Academia University College Utrecht, Humanities: Beauty and the Humanities, Utrecht, 2006,
http://www.phil.uu.nl/~rob/2006/guest/ACC101BeautyHumanities.pdf.

Jacobsen, T, Schubotz, R.I., Höfel, L. en Cramon, Y. v., ‘Brain correlates of aesthetic judgement of beauty’, in: Neuroimage 29, 2006, p. 276-285,
http://www.brainmap.wisc.edu/readings/Jacobsen2006.pdf.

Kawabata, H. en Zeki, S., ‘Neural correlates of beauty’, in: Journal of Neurophysiology 91, 2004, p. 1699-1705,
http://jn.physiology.org/cgi/reprint/91/4/1699.pdf.

Keysers, C., Wicker, B., Gazzola, V., Anton, J., Fogassi, L. en Gallese, V., ‘A touching sight: SII/PV activation during the observation and experience of touch’, Neuron 42, 2004, p. 335–346.

Mureika, J.R., Dyer, C.C. en Cupchik, G.C., ‘Multifractal structure in nonrepresentational art’, in: Physical Review 72, 2005, p. 1539-3755. 

Taylor, R.P., ‘Reduction of physiological stress using fractal art and architecture’, in: Leonardo 39, 2006, p. 245-251. 

Zeki, S., ‘Neural concept formation and art: Dante, Michelangelo, Wagner’, in: Journal of Consciousness Studies 9, 2002, p. 53-76.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *