Het laatste taboe: lichaamshaar
Kaal is in: in de westerse cultuur wordt lichaamshaar in rap tempo een nieuw taboe. Het ideaal is een spiegelglad lichaam voor zowel vrouwen als mannen. Terwijl een weelderige haardos op je hoofd een teken is voor jeugd, gezondheid en seksuele aantrekkingskracht, heeft lichaamshaar connotaties van vies, lelijk en dierlijk. Het nieuwe taboe maakt dat we lustig scheren, epileren, harsen, elektrisch ontharen, dan wel laseren. Een culturele verandering rond het menselijk lichaam vraagt om een kritische analyse. In dit essay bespreek ik verschillende, in elkaar grijpende, tendensen die het haarloze ideaal bevorderen, en die samenkomen in het hedendaagse geloof van het maakbare en perfecte lichaam. Eerst bespreek ik welke culturele verschijnselen hebben bijgedragen aan het haarloze ideaal. Vervolgens bekijk ik hoe schoonheidsidealen door de maatschappij worden geïnternaliseerd. Tenslotte stel ik dat het haarloze lichaam en met name de haarloze schaamstreek, tot pornoficatie van de mens leidt.
Het scheelt maar een haartje
Een eerste praktijk van het maakbare lichaam betreft het gebied van sport, fitness en bodybuilding. Een haarloos lichaam was aanvankelijk gewenst voor sporters die zijn blootgesteld aan de weerstand van lucht of water, zoals fietsers en zwemmers. Nu is natuurlijk het effect van het verwijderen van lichaamshaar op snelheid minimaal. Daarom ontstaat de noodzaak van het haarloze lichaam pas wanneer er meettechnieken zijn die zulke minieme verschillen in tijd kunnen vastleggen. Een haarloos lichaam hangt dan ook samen met een hoog tempo in een cultuur die snelheid bewondert (Virilio,1986). In sport scheelt het letterlijk een haartje wie wint of verliest.
Een andere culturele praktijk die de ontwikkeling van het haarloze lichaam heeft versterkt, is de figuur van de cyborg, een samentrekking van cybernetic organism, dat in feite een versmelting van mens en machine betekent (Haraway, 1991, Gray, 1995 en Gray, 2002). Dit werd de afgelopen decennia een dominant beeld in de populaire cultuur, zoals in de sciencefictionfilm, computerspellen en digitale kunst, maar ook in reclame en modefotografie (Kuhn, 1990 en Kuhn, 1999).
Een machine heeft geen haar. Het glanzende, gladde oppervlak van de machine, van auto tot computer, heeft een zekere erotische aantrekkingskracht. De gepolijste perfectie van de machine maken het tot een ideaal voor de cyborg. Uiteraard is die cyborg haarloos. Hier komt ook het ideaal van de bodybuilder om de hoek kijken, want het zijn in de jaren tachtig juist de bodybuilders die cyborgs spelen, zoals Arnold Schwarzenegger, Jean-Claude van Damme en Dolph Lundgren. Die hardware cyborg, van Terminatortot Robocop, brengt het haarloze en gebeeldhouwde lichaam van de bodybuilder samen met het glanzende oppervlak van de machine (Smelik, 1997). In de jaren negentig ontstaat de software cyborg, die een mengsel is van mens en digitaal programma, met nog steeds een even haarloos lichaam. Ook een computer heeft immers geen vacht. De acteurs in dit soort films, zoals Keanu Reeves en Jude Law, zijn veel androgyner dan de eerdere cyborgs (Smelik, 2000). Zij belichamen een nieuw, metroseksueel manbeeld: minder macho, met minder ontwikkelde spieren, en een zacht en glad lichaam. Ook vrouwen maken hun entree als cyborg, zoals Wynona Ryder in Alien Resurrection en Angelina Jolie als Lara Croft. Lara Croft is strikt genomen geen cyborg, maar zij is gebaseerd op een digitaal personage dat in de film verbeeld wordt als een erotisch aantrekkelijke vrouw met bovenmenselijke krachten, zodat ze toch cyborg-achtige vormen aanneemt (Smelik, 2007).
Een cyborg kan hardware of software zijn, maar nooit ‘wetware‘; al het bloederige en slijmerige dat onmiskenbaar tot een menselijk lichaam behoort en waar we van walgen of griezelen (Creed, 2005). Haar behoort tot de ‘wetware’ van het lichaam; tot het abjecte dat we vies vinden. Haren in het putje van de wastafel zijn daar een voorbeeld van. Lichaamshaar behoort dan ook niet tot het lichaam van de cyborg, dat glad en glanzend het midden houdt tussen pop en robot.
Het ideaal van het haarloze lichaam is nauw verbonden met een hang naar technologie. In onze cultuur heerst een verlangen om met technologie te versmelten. We zijn liever een machine dan een aap. Deze ontwikkeling wordt versterkt door de digitale technologie, omdat hierdoor het menselijk lichaam nog virtueler wordt: verder weg van natuur in de richting van cultuur (Bukatman, 1993 en Dery, 1996).
In de beeldcultuur is er een technologische reden voor haarloosheid. Het was aanvankelijk moeilijk om haar of een vacht digitaal na te bootsen. Daarom gaan de eerste digitale animatiefilms over insecten of speelgoed (Toy Story, Antz, A Bug’s Life); dit zijn objecten of dieren met een hard, glad en glanzend oppervlak. Inmiddels is de digitale techniek zo ver gevorderd dat haar en vacht goed nagemaakt kan worden, zoals in Ice Age te zien is.
Digitale technologie in fotografie en film vermeed dus eerst het nabootsen van haar of vacht, waarmee de haarloze ‘look’ verder werd versterkt. Daarnaast wordt digitale technologie ingezet om het menselijk lichaam zo te manipuleren dat het er altijd volmaakt uit ziet, zonder enige tekortkomingen. Zelfs filmsterren zoals Kate Winslet (wiens benen ongevraagd digitaal langer en slanker waren gemaakt voor een omslagfoto op Quote) en fotomodellen (zoals Gisele Bündchen) hebben commentaar op het onmogelijke schoonheidsideaal dat tegenwoordig in de beeldcultuur met behulp van fotoshoppen wordt gepresenteerd.
Dat schoonheidsideaal werd al eerder op de hak genomen door kunstenaars zoals Inez van Lamsweerde met haar bekende serie Thank You Thighmasteruit 1993, waarin zij modepoppen uit de jaren zeventig digitaal bekleedt met een menselijke huid, terwijl de openingen van het lichaam dicht gemaakt zijn. Zo ontstaat een enge disharmonie tussen mens, robot en pop. Ook Kirsten Geisler heeft met haar Dream of Beauty uit 1999 en Virtual Beauty uit 2002 een dergelijk cyborg-achtige figuur gecreëerd. Bij hen gaat het om volkomen haarloze lichamen, waarbij Geisler zelfs een haarloos hoofd heeft gemaakt, een beeld dat ook in reclame regelmatig voorkomt.
Dat de kunstmatigheid van de cyborg als beeld terechtkomt in de populaire beeldcultuur laat zien dit steeds meer een ideaalbeeld wordt. Dit sluit aan bij de tendens naar ontlichamelijking en immaterialiteit van de hedendaagse cybercultuur. De digitale cultuur roept op tot het verleggen van lichamelijke grenzen en projecteert zelfs een ideaal om het materiële lichaam helemaal achter te laten in de virtuele ruimte van cyberspace. Cybercultuur gruwt van de fysieke ‘wetware’ van het lichaam en promoot de totale vrijheid van welke lichamelijke beperkingen dan ook (Smelik, 2008). Het haarloze lichaam is dan ook een onderdeel van die posthumane ontwikkeling, omdat technologie niet langer de gevreesde ‘ander’ is, maar eerder het gewenste ideaal dat we ons eigen moeten maken. Vandaar de fusie tussen lichaam en machine. Nu is eerder biologie de gevreesde ‘ander’; als we iets niet willen, dan is het wel dat we op de harige aap lijken waar we van afstammen.
Schoonheidsidealen
Zoals we hebben gezien hangt in de westerse cultuur fitness nauw samen met schoonheid: een fit lichaam is mooi, net zoals een mooi lichaam alleen maar fit kan zijn (Orbach, 1998, Wolf, 1990 en Faludi, 1991). De norm van een fit, slank en mooi lichaam geldt nu voor mannen en vrouwen. In het schoonheidsideaal zoals dat zich in de laatste decennia heeft ontwikkeld, is lichaamshaar voor beide seksen een taboe geworden, zij het nog in verschillende mate (Basow, 1991, Basow, 1998 en Kenyon, 1998).1 Het haarloze ideaal wordt gepropageerd door de mode- en schoonheidsindustrie. Zowel vrouwen als mannen internaliseren de schoonheidsidealen die de cultuur voorspiegelt. Het is heel moeilijk om die normen het hoofd te bieden en daarom zou je van een zekere ideologie kunnen spreken. Het probleem is natuurlijk dat hier geen samenhangend systeem of machtsimperium achter zit, maar dat er sprake is van een langzame ontwikkeling binnen de beeldcultuur die leidt tot onuitgesproken normen. Het schoonheidsideaal is dan ook typisch een kwestie van foucauldiaanse disciplinering in de vorm van zelfregulering en internalisering (Foucault, 1979). Niemand zegt ons dat we zo broodmager moeten zijn als topmodellen, maar dik zijn is wel het nieuwe taboe. Niemand verordonneert dat we allemaal blond moeten zijn met blauwe ogen, maar zwarte vrouwen in de popcultuur verven wel hun haar blond (of dragen een blonde pruik); van Beyonce Knowles tot Mariah Carey, Mary Blige en Tina Turner. Dé Indiase filmster van dit moment, Aishwarya Rai, heeft groene ogen. Van Naomi Campbell heb ik modereportages gevonden waarin ze blond, steil haar heeft, en andere waarin ze groene of blauwe ogen heeft terwijl haar eigen ogen toch echt donkerbruin zijn. Niemand dicteert dat we haarloos moeten zijn, maar als Julia Roberts in een mouwloze rode glitterjurk verschijnt met okselhaar wordt het een rel (‘de tien schokkendste foto’s van het jaar!’). En allemaal hebben popsterren, filmsterren en fotomodellen een fit en gespierd lichaam. Zachte vrouwelijkheid is uit, totdat Dove dan eindelijk sinds vorig jaar de vrouwelijke rondingen van ‘gewone’ vrouwen viert.
Ook mannen worden aan de dictatuur van de mode onderworpen. Mannen kunnen zich niet meer permitteren om er slonzig, vadsig en behaard bij te lopen. In modefotografie en reclame, in de laatste James Bondfilm, fungeert het mannelijk lichaam tegenwoordig even zeer als ‘spektakel’ als het vrouwelijke lichaam. De überseksueel mag dan macho zijn, maar dan wel onbehaard. De feministische journaliste Julie Burchill schreef in 2003 in The Guardian: ‘Vastbesloten gladheid in beide seksen, maar vooral in mannen, duidt op moderniteit, goede manieren en de bereidheid om de koopwaar in de etalage uit te stallen voor vrije inspectie.’ En inderdaad wordt tegenwoordig ook het mannelijke lichaam blootgesteld aan de blik van de kijker. Riep dit aanvankelijk nog homo-erotische connotaties op, zoals in menige parfumreclame, tegenwoordig kan ook de man ‘veilig’ geërotiseerd worden zonder aan mannelijkheid in te boeten, zoals het viriele lustobject Daniel Craig laat zien in Casino Royale. De camera verwijlt bij zijn indrukwekkende, uiteraard haarloze, torso, glijdt langs zijn biceps, toont hem als hij halfnaakt uit de zee verrijst, zoomt in op zijn been op bed, en verlustigt zich in zijn harde tepels.
Pornoficatie
De haarlijn wijkt steeds verder, wat betekent dat ook de schaamstreek kaal hoort te zijn. Dit levert ‘schaamhaarmode‘ op met de ‘Hollywood wax‘ (helemaal kaal), of patronen zoals het streepje, driehoekje, hartje, of een logo, zoals de controversiële reclamecampagne van Gucci in 2003 liet zien.
Het ontbreken van schaamhaar is een recent, hypermodern, verschijnsel in onze beeldcultuur. Hoewel het publiek vaak redenen van hygiëne geeft om de schaamstreek van haar te ontdoen, speelt hier vooral de invloed van de pornografie, waar de laatste decennia het schaamhaar verwijderd wordt om het vrouwelijke geslachtsorgaan in volle glorie in beeld te brengen, en om het mannelijke geslachtsorgaan groter te doen lijken. Uiteraard is het ook verbonden met het ‘eeuwig jong’ ideaal van onze cultuur, omdat schaamhaar een teken is van volwassen seksualiteit.
Deze nietsontziende visualisering, tot in het miniemste detail en intiemste lichaamsdeel, is in mijn ogen een verontrustend aspect van de huidige beeldcultuur. Het gaat hier om een dwang tot kennis door iets, alles, zichtbaar te maken. Wat niet gezien kan worden, kan niet gekend of beheerst worden (Williams, 1989). Het lichaam onttrekt zich niet aan die visuele economie, maar is daar onderdeel van geworden. Terwijl geld steeds virtueler (want elektronischer) wordt, nemen beelden de plaats in van ruilmiddel (Deleuze, 1987). Het beeld is onze hedendaagse vorm van kapitaal, dat eindeloos circuleert om op waarde te kunnen blijven zonder ooit betekenis te krijgen. Omdat het lichaam onherroepelijk binnen die visuele economie wordt geplaatst, wordt het tot fetisjistische koopwaar, in zowel de freudiaanse (seksuele) als marxistische (kapitalistische) betekenis (Freud, 1991 en Marx, 1982). Laatkapitalisme houdt in dat het steeds duurder wordt om het lichaam visueel presentabel te maken en te houden: van fitness tot plastische chirurgie, en dure mode van kleding en accessoires, tot de laatste modes in lichaams- en hoofdhaar. Het gaat er mij om dat het lichaam in zijn beleving afhankelijk wordt van een meedogenloze visualisering. Dit aspect van onze beeldcultuur noem ik wel ‘pornoficatie‘ (Smelik, 2005 en Levy, 2005). Een pornografische blik heeft ons dagelijkse leven geïnfiltreerd en bespeurt elk haartje dat nog verwijderd had moeten worden. We moeten te allen tijde bereid zijn ‘om de koopwaar in de etalage uit te stallen voor vrije inspectie’.
In dit essay heb ik laten zien dat in de door snelheid en techniek gedomineerde cultuur een haarloos ideaal is ontstaan. Lichaamshaar is een taboe geworden. Door disciplinering en identificatie met een ideaalbeeld internaliseren mensen deze nieuwe norm. Dit komt vooral tot uiting in de mode- of popcultuur waarin het uiterlijk een belangrijke rol speelt. Uiteindelijk leidt het haarloze ideaal in mijn ogen zelfs tot pornoficatie van het menselijke lichaam. Opvallend is dat de westerse mens daarbij zich afwendt van de natuur: wij zijn liever geen naakte aap, maar een naakte machine.
Dit artikel is in een andere versie eerder verschenen in LOVER, Tijdschrift over feminisme, cultuur en wetenschap 34, 2007, afl. 2, p. 8-12.
Noten
1. Er is niet veel empirisch onderzoek gedaan naar lichaamshaar en wat er is gedaan, gaat alleen over vrouwen. Zelf heb ik met studenten een kleinschalig onderzoek uitgevoerd, dat bevestigt dat jongere vrouwen zich voor 98% geheel scheren en jongere mannen voor ongeveer 50%.