Interdisciplinair onderwijs
Wetenschappelijke nieuwsgierigheid begint met de vraag: “Is wat ik waarneem wel reëel?” (vrij naar Ed van den Heuvel). Zinvolle beantwoording van die vraag veronderstelt een kader, dat het mogelijk maakt dat anderen het antwoord begrijpen en kunnen verifiëren. Zo’n kader omvat begrippen, methoden en afspraken over definities. Een hanteerbare definitie van een discipline is: een vakgebied waarin het kader in grote trekken algemeen aanvaard is. Dat uit zich bijvoorbeeld in de vorm van een algemeen tekstboek waarin de betreffende discipline globaal wordt behandeld.
Veel vragen zullen in eerste instantie niet binnen het kader van één discipline kunnen worden beantwoord. Binnen de natuurwetenschappen leidt dat vaak tot het stellen van vragen en bestuderen van fenomenen die zoveel mogelijk zijn “geïsoleerd” van de omgeving. De antwoorden zijn dan weliswaar scherp gedefinieerd en verifieerbaar, maar de relevantie voor het geheel van de natuur is niet altijd direct duidelijk. Binnen de gamma wetenschappen is vaker sprake van vragen die een bredere context bestrijken, maar daar is men het vaak niet eens over het kader, zodat de antwoorden niet eenduidig te begrijpen en te verifiëren zijn.
Omdat veel vragen niet binnen het kader van één discipline kunnen worden beantwoord, moet een antwoord komen door het gebruik van de kaders van verschillende disciplines. Dat kan een multidisciplinaire of een interdisciplinaire benadering betekenen. Het verschil tussen de twee kan versimpeld als volgt worden beschreven. In de multidisciplinaire benadering worden de kaders van de disciplines ongewijzigd gebruikt; in de interdisciplinaire benadering worden de kaders van de disciplines eventueel aangepast. Soms leidt het interdisciplinaire onderzoek tot wijziging van de kaders in de deeldisciplines; soms leidt de interdisciplinaire aanpak tot een nieuwe discipline met eigen kaders.
Een academische opleiding dient de nieuwsgierigheid van studenten te prikkelen, maar ze ook vanaf het begin bekend te maken met deze ambivalentie, zodat zij zich bewust zijn van het belang van (verschillen tussen) disciplinaire begrippenkaders. Zij leren dan de beperkingen van die kaders zien en in voorkomende gevallen de meest geschikte discipline voor de beantwoording van een specifieke vraag identificeren. Tevens kunnen zij later vrijer met de kaders van hun discipline omgaan en daardoor grensverleggend bezig zijn.
Hoe kan dit aspect van de academische opleiding praktisch vorm krijgen? Ik geef een aantal overwegingen, die als richtlijnen voor een praktische invulling kunnen dienen.
1. De kennismaking met de interdisciplinaire aanpak moet vroeg in de studie beginnen en later bewust verder worden geoefend.
Mijn eigen (weliswaar beperkte) ervaring is dat, naarmate studenten dieper in een discipline zijn doorgedrongen, zij moeilijker afstand kunnen nemen van de vooronderstellingen die daarin zijn verankerd. Hoewel het ter discussie stellen van het kader van de eigen discipline tot enige onzekerheid kan leiden, scherpt het tegelijkertijd het gevoel dat er altijd andere manieren zijn om een zaak te bekijken.
2. Aangesneden problemen moeten herkenbaar een inter/multidisciplinaire benadering vereisen.
Hoewel het altijd mogelijk is meer dan één kader te gebruiken, ook bij problemen die monodisciplinair te onderzoeken zouden zijn, komt zo’n meerzijdige aanpak natuurlijker over indien de monodisciplinaire benadering evident tekort schiet.
3. Studenten en docenten uit verschillende disciplines moeten groepsgewijs samenwerken.
Bij interdisciplinaire onderwijs en onderzoek is het van belang dat de kaders van de onderliggende disciplines in de gaten worden gehouden. Alle deelnemers hebben de verantwoordelijkheid kritisch te beoordelen of de gevonden oplossingen voldoen aan de criteria van de disciplinaire kaders. Wanneer een bepaalde vinding strijdig lijkt met één of meer van de disciplinaire kaders, moet terugkoppeling naar de betreffende discipline(s) plaatsvinden. Mogelijk leidt dit tot een bijstelling van dat disciplinaire kader. Het is juist door dit soort terugkoppelingen dat onderzoek op grensvlakken tussen disciplines zo vruchtbaar kan zijn.
4. Docenten moeten actief bij dit groepsonderwijs betrokken zijn, want studenten haken af indien de docenten zelf geen herkenbare interdisciplinaire attitude hebben.
In de activiteiten van het voorgaande punt wordt een actieve inbreng van alle deelnemers verwacht. In de beginfase zal de docent een belangrijke rol hebben in het bewaken van de juiste toepassing van de disciplinaire kaders; de studenten zullen nog onbelast door vooroordelen allerlei oplossingen aandragen. In een latere fase kunnen studenten ook zelf de disciplinaire kaders toepassen. De docenten moeten wel de flexibiliteit en bereidheid hebben om verantwoord tussen disciplines te switchen.
5. De resultaten van de interdisciplinaire bestudering van problemen moeten herkenbaar en beoordeelbaar zijn.
Interdisciplinair onderwijs gaat glijdend over in interdisciplinair onderzoek. De resultaten van een interdisciplinair project (in de vorm van een werkstuk, presentatie en dergelijke) moeten de toets der wetenschappelijke kritiek kunnen doorstaan. In eerste instantie betekent dat dat elk resultaat beoordeeld moet kunnen worden binnen de kaders van de onderliggende disciplines. Waar dat resultaat niet binnen die kaders lijkt te passen, moet de afwijking uitlegbaar zijn. In het mooiste geval kan zo’n afwijking aanleiding zijn om binnen de monodiscipline het kader ter discussie te stellen.
Karel van Dam is emeritus hoogleraar biochemie. Hij is de oprichter van het Instituut voor Interdisciplinaire Studies.
Hij heeft jarenlang les gegeven bij de Bèta Gamma Propedeuse en bij het interdisciplinaire honoursprogramma.