Je bent al iemand en je maakt al iets
Een natuurlijke kringloop in het creatieve proces
Creativiteit wordt in het reguliere onderwijs en in de genormaliseerde cultuur vaak onderwezen en genoten als iets wat geconstrueerd is. Maar kan het ook iets zijn wat als een natuurlijk proces uit ons komt en wat ons ook weer terugverwijst naar ons natuurlijke zijn? Deze vraag houdt mij bezig sinds ik vastliep als auteur van vrij werk en met frisse tegenzin afstudeerde als kunsthistoricus omdat ik de gevraagde rigiditeit van het denken niet meer kon verdragen en verdwaalde in tal van artistieke en intellectuele werelden. Een tijd lang heb ik het vraagstuk benaderd vanuit het standpunt van het kunstenaarschap. Ik zal dat ook nu doen en kijken waar ik uitkom als ik de door mij bedoelde natuurlijkheid toelaat. Hierbij neem ik mee dat het proces van leven en dood het meest natuurlijke is.
Wat kunstenaarschap behelst, kan bestudeerd worden door aspecten te onderscheiden die er betrekking op hebben en die te definiëren. Dit deed ik in een wetenschappelijk onderzoek, wat daar een geëigende vorm voor is.1 De uitkomst is onder meer een theorie in de vorm van netwerk van aspecten waarin kunstenaarschap bestaat.2 Kunstenaarschap bestaat uit beeldend werk plus artistieke identiteit, waarbij het beeldend werk het fysiek aanwezige of nog te maken werk is en de artistieke identiteit dat gedeelte van de identiteit dat op het werk betrekking heeft. De identiteit van de maker is namelijk alleen van belang in verband met dit beeldend werk en wordt gevormd door (latente) noties, gedachten en visies die hier betrekking op hebben.
Vrouwen en mannen hebben een andere identiteitsgeschiedenis doorstaan. Voor vrouwen was het lang geen uitgemaakte zaak dat zij binnen een als neutraal gepresenteerd maar wel degelijk mannelijk discours ook een stem hadden ? en misschien nog steeds wel niet. Zo gold (en geldt) dat ook voor kunstenaars in de kunstwereld. Door deze asymmetrische geschiedenis in de mate waarin een uitgesproken en afgeronde (artistieke) identiteit aanwezig is, hebben vrouwen, vrouwelijke kunstenaars of degene die zich sterk met het cultureel vrouwelijke identificeert, echter ook een voordeel.
Het voordeel heeft te maken met de aard van identiteit als iets kunstmatigs, als een gemodelleerde betekenisstructuur, misschien à la gender, misschien genuanceerd maar toch artificieel.3 Er is ook zoiets als ‘wat ik zelf ben’, los van welke beeldvorming dan ook. Een wat wankele identiteit, een masker, kan een ingang geven tot dit leven dat veel dichterbij ligt dan waar we doorgaans naar betekenis zoeken, een kunstenaarschap uitstippelen en wetenschap bedrijven: namelijk in de wereld van de vormen en de ervaringen in plaats van de wereld van degene die werkt en ervaart. In elk geval is het geloof in de noodzaak van een uitgesproken en afgesloten identiteit historisch gezien niet sterk verankerd aangezien vrouwelijkheid zich veelal afspeelde in een zone van niet-identiteit. Dat wil zeggen dat zij zich altijd complementair, dienstbaar en onzichtbaar opstelde ten opzichte van mannelijkheid, aanwezigheid en de heersende norm.
Maar ook als een artistieke identiteit, en daarmee een kunstenaarschap, ruimte geeft voor dit meer direct ervaren van het leven, hoe ziet die er dan uit? Het kent posities die enerzijds poëtica, Grieks voor ‘maken’, de werkwijze dus, zijn te noemen en anderzijds theorie, Grieks voor ‘bestuderen’. Dit zijn de geestelijke gesteldheden die mede vorm geven aan hoe het werk eruit komt te zien.
Binnen de poëtica is vaak te zien hoe fysiek materiaal (bijvoorbeeld verf of papier) en geestelijk materiaal (bijvoorbeeld gedachten of herinneringen) via procedés (bijvoorbeeld herhalen of omkeren) worden omgezet in werken die een bepaalde samenhang hebben. In de theorie is ten eerste te zien hoe artistieke intenties (wat wil het werk bereiken?), esthetische intenties (wat voor uiterlijke kwaliteit moet het werk uitstralen?) en zakelijke intenties (wat voor financiële stromen moet het werk op gang brengen?) het werkproces mede sturen. Ten tweede geeft het aan hoe de kunstenaar zichzelf ziet (bijvoorbeeld als knutselaar, priester of moeder), maar ook hoe hij de beschouwer ziet (bijvoorbeeld als vriend, onwetende of leerling) en hoe hij kunst en cultuur in het algemeen een betekenis geeft (bijvoorbeeld als oplossing voor de wereldproblematiek). Ten derde spelen als extra inbreng gewenste thema’s, uitbeeldende motieven en inspiratiebronnen uit verschillende takken van kunst en cultuur een rol.
Deze aanwijsbare structuren worden in ieder kunstenaarschap anders ingevuld, met de nadruk op andere ingrediënten, en kunnen ook veranderen gedurende de jaren, bijvoorbeeld naar aanleiding van een crisis of andere ingrijpende ervaring. Maar deze benadering komt van buitenaf en interpreteert. Het is de structuur die over de chaos heen ligt. Dit is het gezichtspunt van de wetenschapper. In mij woont echter ook een deelnemer, een participant die zelf ook dingen maakt, creatief is.4 Deze is in iedereen aanwezig, of die nu actief is in de maatschappelijk uitgekristalliseerde vorm van kunstenaar of niet.
Van creativiteit naar creatie
Meer van binnenuit benaderd krijgt het kunstenaarschap of de creatieve positie een orde van meer organische wetmatigheden. Daarbij is het veel meer de vraag hoe dat wat er is, zich tot jezelf verhoudt: hoe dichtbij of veraf staat het en wat betekent het? Wat zijn creatieve processen van binnenuit? Voor een meer organische ordening van deze processen kan de levenscyclus worden gebruikt. De beweging leven-dood-leven in het creatieve proces lijkt op de natuurlijke kringloop.
Eén van de aanleidingen en aanmoedigingen om over creativiteit en creatie te gaan denken als een beweging van leven via dood weer naar leven, is het boek Women Who Run With the Wolves van Clarissa Pinkola Estés (Estés, 1992). Hierin legt de auteur verbanden tussen sprookjes, mythen, volksverhalen en levenslessen die er voor moeten zorgen dat mensen weer meer in contact komen met hun bezieling, dat wat leven geeft. Als een archeoloog heeft ze hiertoe van deze verhalen de meest oorspronkelijke versies teruggezocht, die niet door later opgelegde godsdienstige of seculiere moralen zijn aangetast. In veel van deze verhalen komt de door haar genoemde ‘Life/Death/Life Goddess’ voor, die eigenlijk staat voor een gelijkgestemde, creatieve oerkracht.5 Dit is creatie. In kunstenaarschap, een meer gekanaliseerde (of gedomesticeerde?) vorm van creatie, vormt het creativiteit. Ook hierin is het leven-dood-levenproces herkenbaar.
Terugkomend op procedés als een cruciaal proces in de kunstenaarspoëtica, is het te zien dat de beweging leven-dood-leven er ingebakken zit. Procedés komen namelijk vrijwel altijd meervoudig voor en de opeenvolgende procedés zijn vaak contrair, zoals openen en sluiten of transporteren en consolideren of isoleren en verzamelen (Herzog, 2005, p. 51).6 Ook is de beweging leven-dood-leven te onderscheiden in het afronden van een afzonderlijke creatieve beweging, die loopt van het ontstaan van een creatieve impuls via het consolideren daarvan in een werk. Daarna kan immers de creatieve impuls weer opnieuw ontstaan. Ook kan dit gaan om een creatieve cyclus van de realisatie van een serie werken. In de ervaring van het kunstenaarschap is sprake van leven-dood-leven als de contuïteit wordt doorbroken door een crisis, waarna de draad op een hernieuwde wijze, bijvoorbeeld dichter bij het mens-zijn en minder in de ban van de identiteit, weer wordt opgepakt.
Kortom, in de beweging leven-dood-leven komt creatie tot stand en het is in dit proces dat niet alleen mensen en identiteiten, maar ook kunstenaars en kunstwerken ontstaan. Dood wordt hierin opgevat als een deel van een geheel proces. Misschien is het zo dat voor de geboorte van een lichaam het aardse leven begint en met het vergaan van het lichaam het aardse leven voor die persoon weer ophoudt. Voor de geboorte van een kunstwerk is het noodzakelijk om meermaals door deze processen te gaan, terwijl ook het uiteindelijke, stoffelijke werkstuk onvermijdelijk weer aan verval onderhevig is.
Creatie, een ruimere en meer hele vorm van creativiteit, is dat wat leven en dood verbindt: het is een universele creatieve kracht. In onze maatschappij lijken juist kunstenaars de aangewezen mensen om met dit levensaspect te werken. Degenen die ook in aanmerking komen voor deze kwalificatie zijn prostituees, doktoren, geestelijken, vroedvrouwen en heiligen, omdat zij allemaal min of meer direct met aspecten van creatie, respectievelijk seksualiteit, lichamelijkheid, geestelijkheid, geboorte en spiritualiteit, werken. Maar dat zouden dan ook allemaal identiteiten kunnen zijn die de kunstenaar aanneemt of gebruikt om te zijn wie hij is. Een postmodern rollenspel? Maar als alle identiteiten even gelaten worden, blijft creatie over als kracht die door processen van leven-dood-leven heen leidt.
Hiermee wordt natuurlijk niet iets nieuws gezegd; eerder wordt opnieuw aangewezen hoe het is. ‘Je bent al iemand en je maakt al iets’, zei ik laatst tegen een cliënt van mij, een kunstenaar, een creatief mens, iemand op wie dit verhaal van toepassing zou kunnen zijn. Kan dat serieus genomen worden? Kan er uitgegaan worden van die integriteit, dat geheel dat er al is, van hoe de structuur gepaard is aan de chaos? Kan tenslotte de avant-gardistische kunstscène met zijn kunsttaal en abstracte discours niet een continuüm kunnen vormen met de meer softe branche van creativiteit als uitingsvorm? Kun je ook als mens echt aangesproken worden in een kunstwereld? Bestaat de kunstwereld wel?
Deze vragen verwijzen naar wat een heroriëntatie op wat creativiteit kan betekenen. Een heroriëntatie die vergeten lijkt in de algemeen geldende cultuur, die veel meer holistisch is en ten diepste gaat. Die dat wat er uit mij komt weer met de ‘mij die ervaart’ verbindt. Het verdwalen in artistieke werelden en weer thuiskomen. Het krijgen van een rigide denkpatroon van een (kunst)opleiding en daar weer van loskomen. Het definiëren van kunstenaarschap in een schema en het ontdekken van een natuurlijke onderstroom; het zoeken van een andere basis voor creativiteit, namelijk een bron die stroomt, is op zichzelf al een beweging van leven via dood naar leven terug.
Noten
1. De studie naar de vormgeving van het kunstenaarschap van hedendaagse, vrouwelijke kunstenaars (Jekel, 2008) werd uitgevoerd als doctoraalonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen in de periode 2003-2006. Hierin werd onder meer een theorie gepresenteerd over hoe hedendaags kunstenaarschap in verschillende aspecten te structureren.
2. Kunstenaarschap en artistieke identiteit kunnen op de hieronder zichtbaar gemaakte manier trapsgewijs worden onderverdeeld in verschillende ‘ingrediënten’. Dit schema en deze theorie is een bewerking van een theorie van Ineke Dammers en Katalin Herzog (Dammers en Herzog, 2002).
kunstenaarschap | beeldend werk | ||
artistieke identiteit | |||
artistieke identiteit | poëtica | werkwijze | materiaal of ‘materiaal’ |
techniek of procedés | |||
logica van het maken | |||
theorie | intenties | artistiek | |
esthetisch | |||
zakelijk | |||
rollen | zelfbeeld | ||
in relatie tot de beschouwer | |||
van kunst en cultuur | |||
inbreng | thema’s | ||
motieven | |||
inspiratie |
3. Gender is een Engelse term die is geïntroduceerd om over de culturele betekenisvorming van sekseverschillen te kunnen denken en spreken. Volgens Judith Butler is gender een geconstrueerde in plaats van een wezenlijke identiteit (Butler, 1990). Een goede inleiding in hedendaags genderdenken geeft het boek van David Glover en Cora Kaplan (Glover en Kaplan, 2000). Denkers als Jaques Derrida en Gilles Deleuze breiden het genderdenken uit naar een breder cultureel terrein door over differenties te spreken. Een goede inleiding hierop is het boek van Currie (Currie, 2004).
4. De artistiek maker in de auteur van dit artikel houdt zich met dezelfde thema’s bezig in uitingsvormen als schrijven, tekenen en dansen.
5. Clarissa Pinkola Estés gebruikt verschillende benamingen voor de creatieve oerkracht. Dit zijn, buiten de in de lopende tekst genoemde versie, onder meer: Life/Death/Life cycle, Life/Death/Life force, Life/Death/Life Mother en Life/Death/Life nature. Zo zegt ze op pagina 114 van haar beroemde boek: ‘The Life Death Life Goddess is always also a creator Goddess. She Makes, fashions, breaths life into, she is there to receive the soul when the breath has run out.’ (Estés. 1992, p. 114)
6. Openen en sluiten; transporteren en consolideren; isoleren en verzamelen zijn voorbeelden van gepaarde, tegengestelde procedés zijn afkomstig uit de kunstenaarschappen van respectievelijk Karin Arink (Arink, 2003), Sjanet Bijker (Bijker, 2008) en Emmie Muller (Muller, 2008).
Noten en/of literatuur
Arink, K., 2003, http://www.dekko.nl/ (18 juli 2008).
Bijker, S., 2008, http://www.sjanetbijker.com/ (18 juli 2008).
Butler, J., Gender Trouble: Feminism and the Subversion of Identity, New York, 1990.
Currie, M., Difference, London, 2004.
Dammers, I. en Herzog, K., ‘Kunsttheorie en kunstpraktijk’, in: Kunsttheorie kunstonderwijs: Docentenboek 25, 6, Groningen, 2002.
Estés, C.P., Women Who Run with the Wolves : Myths and Stories of the Wild Woman Archetype, New York, 1992.
Glover, D. en Kaplan, C., Genders, Londen, 2000.
Herzog, K., Show me the Moves: Opstellen voor de MFA Schilderkunst van het Frank Mohr Instituut Academie Minerva, Groningen, 2005.
Jekel, P.E., Kunstenaars zonder evenbeeld, Groningen, 2008.
Muller, E., 2008, http://www.emmiemuller.nl/ (18 juli 2008).